Snel zoeken:
Toeëigenen van het heil

Betreft: Toeëigenen van het heil

Vraag: Wat verstaat men hieronder? Men kan zich het heil toch niet toeëigenen? Het geloof is toch een gave van God?

Antwoord:
De term toeëigenen staat in het doopformulier en is van daaruit in het christelijk spraakgebruik ingeburgerd. In voornoemd formulier betekent de term niet, dat de mens zich het heil toeëigend, maar dat de Heilige Geest dat met betrekking tot ons doet.
Het is uit de Schrift duidelijk dat God het heil schenkt. In de tijd van de Reformatie is daarop in het Calvinisme heel sterk de nadruk gelegd. Op zichzelf is dat juist, er zijn echter excessen opgetreden in deze zin, dat men alle verantwoordelijkheid voor de bekering naar God toeschoof en verviel in een lijdelijkheid waarbij de zondaar maar moest afwachten of God hem een lichtstraaltje van Zijn genade zou willen schenken.

Tegenover deze lijdelijkheid moeten we net zo duidelijk stelling nemen als tegen de leer dat de mens zelf zijn heil bewerkt. Daarvoor dient het volgende:
-God beveelt ons, dat we ons moeten bekeren (Hd 17: 30 31). Hij zegt niet dat we moeten wachten tot Hij ons bekeert. Nee, de oproep is: Bekeert u!!
-Een bevel van God vraagt om gehoorzaamheid.. Met geen enkele redenering, hoe bijbels die ook mag lijken, kunnen we daaronder uit.
-Als wij dat bevel van God gehoorzaamd hebben en onvoorwaardelijk geloven wat God in Zijn Woord zegt, komt het gevoel in aktie. We krijgen dan de zekerheid van het heil, we krijgen rust en blijdschap in ons hart.
-Zo lang we ons niet bekeerd hebben, hebben we niets te maken met wat God aan ons of in ons werkt door Zijn Heilige Geest. Dat is Gods kant van de zaak. Wij hebben te maken met Zijn bevel om ons te bekeren en verder met niets. De heidenen in Korinthe en Thessalonika hoorden de prediking dat ze zich van de afgoden tot God moesten bekeren en dat ze moesten geloven in Jezus Christus. Die boodschap aanvaardden ze en ze werden gelukkig. Pas later leerden ze verstaan dat God door Zijn Geest gewerkt heeft aan hun hart. Daar hadden ze voor die tijd niets, maar dan ook niets mee te maken.
-Het geloof is een gave Gods. Maar naast Ef 2: 8, 9 moeten we ook Pr 3:13 stellen. Daar staat dat eten een gave Gods is. Daarvan maken we een dankbaar gebruik. We zeggen niet: het moet je maar gegeven worden en laten het eten op het bord staan. Gaven van God moeten we dankbaar aanvaarden, zo simpel is dat. Ook moeten we bedenken dat Paulus dit pas schrijft aan de gelovigen te Efeze, nadat ze zich bekeerd hebben.