Snel zoeken:
Kunt u dit vers verklaren?

Romeinen 5:14
Betreft: Rm 5: 14

Vraag:
Kunt u dit vers verklaren?

Antwoord:
In vers 12 heeft de apostel betoogd, dat door één mens, Adam, de zonde in de wereld is gekomen. Gepaard daarmee is de dood ingetreden en die gaat door tot alle mensen, omdat ze allen gezondigd hebben.
Nu zou iemand kunnen opmerken: 'Maar hoe kan dat nu, want in die tijd was er toch nog geen wet en de wet brengt juist de zonde aan het licht?' (vgl. 4: 15). Welnu, Paulus beklemtoont in vers 13 dat er voordat de wet kwam al wel zonde in de wereld was. Voor de wetgeving zondigden de mensen ook. Maar de zonde werd toen niet toegerekend, want er was nog geen wet met een strafbepaling. De uitspraak 'werd niet toegerekend' betekent niet dat de mensen uit die tijd niet schuldig stonden voor hun zonden en dat ze die niet in het oordeel te verantwoorden hebben. Het betekent dat er geen directe toerekening van straf was.
Toch was er wel een algemene vergelding en die bewees dat de mensen voor de wet ook al zondigden: in de tijd voor de wet, de tijd van Adam tot Mozes, heerste de dood namelijk net zo goed over de mensen als na de tijd van Mozes. Het feit dat de mensen ook in die tijd stierven (net als later onder de wet) is het bewijs dat ze zondaars waren.
In het tweede deel van vers 14 gaat Paulus op een verschil wijzen in het zondigen van Adam en dat van de mensen daarna tot aan de wetgeving.
Hij zegt namelijk dat de mensen na Adam niet gezondigd hebben op dezelfde wijze als Adam overtrad. Nu zou je dat zo kunnen opvatten dat de nakomelingen van Adam niet precies dezelfde zonde bedreven als Adam. Ze zondigden niet door van een boom te eten, waarvan God hen had verboden te eten. Anders gezegd, de een zondigt door ongehoorzaam te zijn, de ander door te liegen, te stelen of te moorden. Maar dat bedoelt de apostel niet. Dat er allerlei soorten zonden zijn, is duidelijk. Dat wist Paulus ook wel. Maar daar gaat het hem hier niet om. Het gaat hem erom een verschil duidelijk te maken tussen 'zondigen' in het algemeen (wat voor zonde dan ook) en 'overtreden'.
Adam zondigde namelijk niet slechts, nee, hij overtrad een duidelijk door God gegeven gebod. God rekende dat kwaad hem ook toe. Om hem kwam er een vloek over de aardbodem en samen met Eva werd hij uit de hof verdreven.
De nakomelingen van Adam in de tijd vóór de wetgeving hadden geen wet, geen gebod. Zij zondigden dus wel, maar ze overtraden niet een gegeven gebod. Ze zondigden dus niet door te overtreden. Dit wordt in Rm 4: 15 duidelijk gezegd met de woorden: 'Waar geen wet is, is geen overtreding'. Overtreden wil zeggen ergens overheen treden. Maar dan moet er ook iets zijn, een grensbepaling, om overheen te treden. In het geestelijke is het precies zo: als er geen duidelijke wet is met normen van: dat mag wel en dat mag niet, dan is er geen overtreding.
Nogmaals: er is er wel zonde, maar de zonde heeft niet het karakter van overtreding. Dit onderscheid is van belang, omdat overtreden de zonde des te ernstiger maakt. Met een voorbeeldje is dat te verduidelijken.
Veronderstel, dat in een gezin de kinderen intuïtief aanvoelen dat ze niet uit de suikerpot mogen snoepen omdat de suikerpot niet hun speelgoed is, maar dat mama het daarover voor het zeggen heeft. Als kinderen nu toch uit de suikerpot snoepen, zondigen ze, maar ze overtreden niet.
Op een morgen gaat moeder echter van huis en ze verbiedt de kinderen uitdrukkelijk uit de suikerpot te snoepen. Als een kind nu toch aan de suikerpot zit, zondigt het niet slechts, maar overtreedt het een gebod.
Welnu, zo was het met Adam: hij zondigde door te overtreden. Zo was het met de Israëlieten onder de wet: ze zondigden door de wetsregels te overtreden.
De mensen in de tijd tussen Adam en Mozes zondigden echter niet door te overtreden.
Dit brengt met zich mee dat de Israëlieten, die de wet overtraden schuldiger stonden dan de heidenen, die zonder wet zondigden. Het onderscheid tussen zondigen en overtreden is dus wel van belang.