Snel zoeken:
763 Zonde van het geld

Zonde van het geld

Het was een drukte van belang in het huis van Martha en Maria te Bethanië. Jezus Christus met zijn twaalf volgelingen was in het dorpje gekomen en had in huis een gastvrij onderkomen gevonden.
Dat bracht heel wat werk met zich mee, maar nu zaten ze dan allemaal aan de maaltijd. En dan…staat Maria op. Ze loopt op de Here Jezus toe met een fles dure “nardusmirre” in haar hand. De discipelen kijken stomverbaasd als ze zien hoe Maria de kruik leeggiet over de voeten van Jezus en die met dit kostbare “reukwerk” zalft. Ze doet dit zo overvloedig, dat het hele huis er naar ruikt.
De verbazing bij de twaalf volgelingen van de Here Jezus slaat om in ergernis. Een van hen, Judas, kan zich niet meer bedwingen en zegt: `waarom is die mirre niet verkocht, dan hadden we het geld aan de armen kunnen geven`. Hij beheerde de kas voor de armen, maar zijn opmerking vloeide niet voort uit liefde tot hen. Integendeel, hij had het geld in eigen zak willen steken. De andere volgelingen stemden met hem in. Zij vonden wat Maria deed maar verspilling van geld en meenden echt dat het geld beter aan de armen besteed had kunnen worden.

Nu behoeven we over Judas niet te praten. Zijn bedoeling was zonder meer laag bij de grond en ingemeen. Helaas gebeurt het ook in onze tijd, dat organisatoren van liefdadige instellingen van de bijeengebrachte gelden een gedeelte in eigen zak steken. Dat mag geen reden zijn om met geldelijke of materiële steun te stoppen, maar het moet er ons wel bedacht op doen zijn, dat we geven aan instellingen die vertrouwd zijn.

Maar die andere elf volgelingen…hadden die dan niet gelijk met hun opmerking? Velen in onze tijd spreken precies zo. Naar godsdienstige bijeenkomsten gaan, leven naar Zijn Woord en om het avondmaal te vieren, dat vinden ze maar verloren tijd. Voor hen bestaat het dienen van God alleen uit dienst aan de naaste. Nu is het laatste zeker belangrijk, maar het is niet het voornaamste. Dat zien we al bij Israël. De dienst bij de Tabernakel met zijn offers ter ere van God kreeg de eerste plaats, daarna kwamen de wetten voor het volk, waarbij de onderlinge omgang werd geregeld.

Als wij het dienen van God, het lofzingen tot Zijn eer, enz. verloren tijd zouden vinden, dan mogen we ons wel afvragen of het met ons geestelijk leven wel in orde is. Als we werkelijk de Here Jezus hebben leren kennen als onze Heiland, dan willen we Hem toch graag loven en danken voor Zijn liefde?!
Legt u die toets eens bij u zelf aan…