Snel zoeken:
005 Een toespraak testen

Aandachtspunten om een toespraak te beoordelen (herziene visie)

Er is weleens naar voren gebracht dat als iemand gesproken heeft het gewenst is dat hij een drietal personen vraagt hoe ze zijn toespraak beoordelen. Daarbij zouden de pluspunten naar voren moeten komen, maar moet opbouwende kritiek niet ontbreken. Om hen die hiervoor gevraagd worden enigszins te helpen zijn de hiernavolgende volgende punten opgesteld, waarbij bedacht moet worden dat:
-het niet gaat om het beoordelen van een korte opmerking, een toevoeging op iets wat gezegd is of een ontboezeming, een getuigenis, maar echt om een toespraak. Wat het eerste betreft geldt natuurlijk wel dat allers wat naar voren wordt gebracht opbouwend voor het gehaal moet zijn.;
-niet alle punten per se ter sprake behoeven te komen, kies bijv. die punten die opvallend waren. De hoofdzaak is of de toespraak je aangesproken heeft ook al is er op de bepaalde punten wel wat op aan te merken

Inhoudelijke punten
1. Probeer voor jezelf een samenvatting van de toespraak te geven. Als je daar moeite mee hebt waar ligt dat dan aan? (Vraag je daarbij af of jezelf wel op “ontvangen” stond).

2. Ga na wat je in de toespraak aangesproken heeft en breng dat naar voren.

3. Doe hetzelfde met iets dat je gemist hebt.

4. Heeft de spreker het gedeelte dat hij behandelde duidelijk verklaard. Heeft hij het geplaatst in het kader van de omringende tekst of van het bijbelboek waarin het besproken gedeelte staat. Kortom heeft hij het verband duidelijk gemaakt?

5. Heeft hij een goede toepassing gemaakt voor de praktijk van ons leven of was de toepassing “gezocht”?

6. Sprak hij in zijn toespraak inhoudelijk het geheel van de luisteraars aan, jong en oud. Zo niet, heeft hij dan aangegeven tot welke groep hij zich richtte en waarom tot die groep?

7. Gebruikte de spreker ook illustraties, anekdotes e.d. om de boodschap te verduidelijken. Zo ja, waren dat er dan niet te veel?

8. Heeft de spreker zich ook kwetsbaar opgesteld door iets van zichzelf in de toespraak te laten doorklinken?

9. Heeft de spreker ook dingen aangehaald (andere schriftgedeelten bijv.) die hij net zo goed had kunnen weglaten zonder verlies voor het geheel van zijn boodschap?


Achtergrond
10. Sloot de spreker aan bij een lied dat gezongen werd, een gebed of bij wat een vorige spreker naar voren had gebracht. Was die aansluiting duidelijk? Of heeft hij een speciaal onderwerp behandeld en heeft hij (beknopt) aangegeven waarom hij dat onderwerp behandelde?

11. Bleek dat de spreker dat wat hij bracht zelf “doorleefd” had ?

Presentatie
12. Keek de spreker de luisteraars op zijn tijd allemaal aan of was zijn blik maar op één groep gericht of keek hij alleen naar de achterwand van het lokaal of gegbouw?

13. Was de houding van de spreker uitgebalanceerd: niet stram en stijf maar ook niet te druk ?

14. Ondersteunde hij zijn toespraak door gesticulatie? Of stond hij als een standbeeld?

15. Gebruikte hij regelmatig stopwoorden zoals bijvoorbeeld “eh” of “ja”. Of herhaalde hij de uitspraask ‘geliefde broeders en zusters’ onnodig?

16. Was zijn taalgebruik eigentijds of (soms) ouderwets, bijv. door het gebruik van zinswendingen met “gij” erin?

Uiteraard zouden er meer punten te noemen zijn, maar deze geven een zekere richtlijn en sprekers doen er niet slecht aan ze eens door te nemen en op zichzelf toe te passen.