Snel zoeken:
338 Is er iemand ziek bij jullie hfst 5d Teksten over ziekte dd-mm

Jakobus 5:14
dd1 Anders staat het met Js 53 :5. Van het dragen van ziekten tijdens het leven van de Heer gaat dat vers over op het plaatsvervangend lijden dat Christus op het kruis heeft ondergaan (lees door tot en met vers 8). Het woordje “maar”aan het begin van dit vers slaat terug op het tweede deel van vers 4. Daar staat dat wij Hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte hielden. De Joden schreven het kruis aan de straffende hand van God toe, maar vers 5 weerlegt die gedachte en geeft aan dat het kruislijden de Heer overkwam om onze overtredingen en onze ongerechtigheden. Er staat niet dat Hij om onze ziekten werd doorboort, maar om onze overtredingen en ongerechtigheden.
Bij dit vers kan men wel Js 1:4,6 en 17:11 aanhalen. Net als in die verzen gaat het om de afdwalingen van het volk, om hun geestelijk ziek, geestelijk melaats zijn. Dit afwijken van Gods woord bracht schuld met zich mee, het was zondig. Daarom is er sprake van straf die de Heer droeg op het kruis en waardoor Hij vrede aanbracht.

Vanaf vers 5 gaat het over dragen van de straf (vs 5); van de ongerechtigheden (vs 5,6,11); overtredingen (vs 5,8); zonden (vs 12) en niet om het dragen van ziekten. Het verband wordt dus heel duidelijk gelegd.
Als er dan op volgt: “door zijn striemen is onze genezing geworden” dan slaan die striemen niet op wat mensen Christus tijdens zijn leven aandeden (denk aan de soldaten van Pilatus die Hem geselden (Mt 27:26). Die striemen konden ons niet vrijpleiten. Datgene wat de Heer tijdens zijn leven onderging bracht ons geen heil aan. De Heer heeft duidelijk gezegd, dat de tarwekorrel in de aarde moest vallen en moest sterven anders zou die korrel alleen blijven. Nee, de striemen slaan op het oordeel dat de Heiland van Godswege onderging. Een verwijzing naar Zc 13:7 “zwaard ontwaak tegen mijn Herder” is hier op zijn plaats.

dd2 Het woord "genezing" op zichzelf genomen kan slaan en slaat veelal op genezing van ziekte, maar gezien het eerste deel van het vers ligt dat hier niet voor de hand, dan zou er namelijk in het tweede deel van vers 5 een element ingebracht worden dat niet besloten is in het eerste deel van dit vers. Dat spreekt immers over “overtredingen” en “ongerechtigheden”.

Het is bovendien niet in overeenstemming met vers 6 waar staat; “Wij dwaalden allen als schapen, wij wenden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen”. Ook hier wordt net als in vs 5a het woord “ongerechtigheid” gebruikt!! Er is helemaal geen sprake van “ziekten” die op Hem gelegd werden. De opvatting dat het het woord “genezing” hier zou slaan op genezing van ziekten is totaal misplaatst.

dd3 Het voorgaande wordt nog versterkt door wat er in 1 Pt 2: 24,25 staat. Petrus zegt in die verzen dat “Christus zelf onze zonden heeft gedragen op het hout". Het gaat dus niet om onze ziekten, die Hij gedragen zou hebben, maar om onze zonden.
Het doel is "opdat wij voor de zonden afgestorven voor de gerechtigheid zouden leven”. Ook hier geen woord over ziekte en geen woord over lichamelijk gezond leven maar over geestelijk gezond leven, leven voor de gerechtigheid!

Daarna volgt de uitspraak "door wiens striemen gij genezen zijt" en dat wordt is vers 25 verbonden met de verklaring "want u dwaalde als schapen, maar bent nu teruggekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen".
Petrus doelt hier net als Jesaja op genezing van afdwaling. Dat figuurlijk gebruik van genezing,, namelijk als genezing van afdwalingen is geen onbekend begrip in de Schrift. We treffen het ook aan in Js 6:8-10; Jr 3:22; 6:14;14:19; Hs 14:5 en Mt 13:15; Mk 4:12.

Nogmaals: het woord dragen in 1 Pt 2 is een ander woord dan in Mt. 8:17 gebruikt. Het komt ook voor in Mt 17:1; Lk 24:51; Hb 7:27. Het is daar respectievelijk vertaald met “brengen op”, “werd opgenomen”, opofferen”. Het gaat dus verder dan alleen maar “dragen”. Er laat zich de gedachte aan offeren mee verbinden en dat steunt weer de uitleg dat het hier gaat om het verzoeningswerk op het kruis;

Dat je van ziekten kunt genezen is natuurlijk waar, maar dat is de vraag niet. De vraag is wat er in Js 53:5 en 1 Pt 2:24,25 is bedoeld. Nog eens onderstreep ik, dat het niet gaat om vers 4, maar om Js 53:5.
Met de hier boven gegeven verklaring van Js 53:5 en 1 Pt 2:24,25 wordt m.i. geen woord te weinig, maar ook geen woord teveel gezegd.

ee. God maakte Hem ziek lezen we in Js 53: 10. Zoals gezegd moeten we bij elk vers ons afvragen waarop het slaat. Dat is ook met dit vers het geval. Het begint met de uitspraak: “Maar het behaagde de Here Hem te verbrijzelen”. Christus onderging het kruislijden niet omdat Hij iets verkeerds had gedaan, nee het was Gods weg om Hem dit lijden en deze smart te laten ondergaan. De verbrijzeling op het kruis, het lijden, de kwelling (denk aan “ Mij dorst”) werd Hem van Godswege aangedaan. Het was God die Hem dit lijden deed ondergaan. In die zin maakt God Hem ziek. Misschien moeten we daarbij ook denken aan wondkoorts. Er wordt hier niet gezegd, dat Hij onze ziekten op zich nam. De nadruk in het vers ligt op de verklaring dat God zijn lichamelijk lijden bewerkte of liet bewerken.

Nu zou men dit kunnen verbinden met Hebr.4:15 waar staat: “Die in alle dingen, zoals wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde” en dan onder alle dingen ook verzocht door ziekte verstaan. Die conclusie lijkt me echter niet juist.
Bij Hb.4 gaat het om in alle dingen verzocht zoals wij. De vraag is of we daarbij moeten denken aan verzoeken door God, dat is dan “beproeven”. Dat God Hem testte door ziekte volgt uit die tekst niet zonder meer. Anderzijds kan het slaan op verzoeken door de satan en dan ziet het op verleiding (vgl. Mt 4:1-11). In de verzoeking in de woestijn gebruikt satan daarvoor geen ziekte en het is niet voor de hand liggend daar bij Hb 4 wel aan te denken.


ff. Dn 4:33,34 laat opnieuw zien dat God iemand kan tuchtigen met ziekte en ook weer genezing schenken kan. Het betreft Nebucadnezar die met krankzinnigheid wordt geslagen. Zijn hoogmoed is de reden van deze tuchtiging van God. Zijn herstel staat in verband met het doel dat hij de majesteit van God erkennen zal.

gg. Van Daniël zelf lezen we dat hij na het zien van het visioen van de ram en de geitenbok enige dagen ziek was Dn 8:27. Dit was m.i. geen ziekte die satan hem zond, maar was een ziekte die ontstond door de geweldige inspanning die het verwerken van dit gezicht hem gekost had. Er staat namelijk voorafgaand dat hij “uitgeput”was. Na enige dagen was hij weer beter en kon hij weer dienst doen bij de koning. Van een wonderbare genezing is geen sprake. Zo kunnen ook wij ziek worden door geweldige inspanning en stress en daarna weer genezen door een periode van rust.

hh. Het zou ondoenlijk zijn alle teksten in het NT die spreken over ziekte en genezing stuk voor stuk te bespreken. Ik volsta met het geven van 2 overzichten en wel ten eerste over de genezingen die Jezus Christus verrichtte en geef de kenmerken daarvan aan. Ze worden gekenmerkt door:
- menigten die genezen werden en dat als
- begeleiding van de prediking van het evangelie van het koninkrijk;
- ze betreffen elke ziekte en elke kwaal
- ze omvatten alle lijdenden (zie o..a Mt t4:23,24; 8:16; 9:35; 11:5; 12:15; 14:14; 14:35,36
- door aanraken van de zoom van zijn kleed; 15: 30,31 (let op dat hier organische ziekten opgesomd worden); 19:2; 21:14 en de parallelle plaatsen)
- enkelingen of groepen die genezen werden, zoals een melaatse (Mt 8:2,3); de verlamde knecht van een hoofdman ( 8:13); de schoonmoeder van Petrus die direct daarop kon dienen (8:14,15); een verlamde (6,7); de bloedvloeiende vrouw die de zoom van zijn kleed aanraakte (9:20-22); twee blinden (9:28,29); de man met de verschrompelde hand (12:13); de doofstomme man (Mk 7:33-35); een blinde (8:22-26); de kromgebogen vrouw ( Lk 13:11-13); een waterzuchtige man (14:2-5) tien melaatse mannen (17:12- 14); de slaaf van de hogepriester (22:50,51); de verlamde te Bethesda (Jh 5:8,9); de blindgeborene (9:1- 7).

ii. Het tweede overzicht betreft genezingen die in het boek Handelingen vermeld staan. We treffen een algemene aanwijzing aan in Hd. 2:43 waar vermeld staat dat de apostelen vele wonderen en tekenen deden (zie ook Hd 5:12 en 6:8; 14:3). Verder treffen we de volgende genezingen aan:
- van de verlamde aan de Schone poort (3:6-8);
- van vele (alle) zieken door de schaduw van Petrus (5:15,16);
- van verlamden en kreupelen door Filippus, een van de zeven van 6:5;
- van de verlamde Aeneas door Petrus (9:34);
- van een kreupele te Lystra door Paulus (14:8-11) ;
- van zieken te Efeze door middel van de zweetdoeken en gordels van het lichaam van Paulus (19:11, 12);
- van de vader van Publius op Malta door Paulus (28:8);
- van vele zieken op Malta (28:9), eveneens door Paulus.

Ten overvloede herhaal ik nog even de kenmerken van deze genezingen:
- er is variatie in de manier waarop werd genezen;
- ze vinden op hetzelfde moment plaats, er volgt geen proces van genezing;
- ze betreffen een enkeling, maar ook menigten die allen genezen werden;
- ze waren onloochenbaar, zelfs voor tegenstanders;
- ze waren volkomen;
- ze dienden als bevestiging van de boodschap en/of de boodschapper;
- ze volgden op een bevel.


jj. Terecht is gezegd, dat het lijden dat we als christen ondergaan, niet op ziekte slaat, maar op vervolging en verdrukking om het geloof. Er is echter wel een tekstgedeelte dat ook duidt op de moeite in ons lichamelijk bestaan. Dat is Rm 8: 18-25. In dat gedeelte wordt gesproken over het lijden van de tegenwoordige tijd en over het zuchten van de schepping die aan de vruchteloosheid onderworpen is. Ze is in barensnood. Barensnood is een gevolg van de zondeval. Wij delen daar ook in. We hebben wel de eerstelingen van de Geest maar we zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap, de verlossing van ons lichaam.
Dat neemt niet weg dat God voorafgaand aan die verlossing van het lichaam nu al genezing kan geven en wil geven voor ons lichamelijk lijden. In de gemeente heeft Hij immers de gave van genezing gegeven.

Het is ook belangrijk op te merken dat in bepaalde gevallen iemand uit de dood is opgewekt, maar dat de dood zelf niet is opgeheven. Nog steeds geldt het woord van Hb 9:27 dat het “de mensen beschikt is eenmaal te sterven”. Zo is ook het ziek zijn dat een van de vele oorzaken is van sterven, niet opgeheven.

Met het lichaam kan in diverse gevallen de hele mens in zijn lichamelijk bestaan bedoeld zijn, maar er zijn veel teksten waarbij dat niet het geval is. Paulus en ook Petrus spreken over het lichaam als een tent waarin wij wonen (2 Ko 5:1,4,6; 2 Pt 1:13). In 1 Ko 6:18 heeft Paulus het over zonde die buiten het lichaam omgaat en zonde tegen het eigen lichaam. Ook bij Fp 3:21 kunnen we moeilijk anders denken dan aan het lichaam op zichzelf.
Er is dan ook reden om in Rm 8:22 niet te denken aan de verlossing van de mens in zijn totaliteit, maar aan de verlossing van het natuurlijke lichaam. In dat lichaam lijden we nog, maar er komt een dag dat dat lijden voorgoed voorbij is, namelijk bij de openbaring van de zonen Gods.

N.B. Let op dat er niet staat de verlossing “uit” het lichaam, dat is een heidense gedachte, maar de verlossing van ons lichaam. Bij de komst van Christus, bij de opstanding gaat ons natuurlijke lichaam over in een geestelijk lichaam, zie de tegenstellingen in 1 Ko 15:42-49 !

kk. Een bekende uitspraak staat in Hb 13:8 te weten:”Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid”. Vaak wordt deze tekst gelezen alsof er stond: “Christus doet gisteren en heden hetzelfde en tot in eeuwigheid”. Men trekt dan de conclusie dat Christus in het verleden zieken heeft genezen, dus dat Hij dat nu ook nog doet. Het gaat echter niet om wat Christus doet, maar om wat Hij is. Hij is de “Ik ben, die Ik ben”.
Iemand schreef mij daarover het volgende:
”. Immers, vers 8 slaat terug op vers 7 waar gelovigen worden opgeroepen het geloof van de eerste generatie predikers (gisteren) na te volgen. Vers 8 zegt dan dat zij op Jezus Christus hun geloof hadden gebouwd. Voor de lezers in het heden is het feit dat Jezus Christus nog altijd dezelfde is, kracht om te leven”.

Nemen we toch die andere lezing aan dan lopen we vast als we die toepassen op het onderwerp de vergeving van zonden. Dat deed Christus in het verleden, dat doet Hij ook in het heden, maar doet Hij het ook tot in eeuwigheid? Nee, dat is niet het geval en wat het genezen van zieken betreft gaat de uitleg ook niet op, want in de eeuwigheid worden er geen zieken meer genezen.

Dat God niet altijd op dezelfde wijze handelt zien we bijvoorbeeld in Hb. 11:33-35 in vergelijking met vers 36-38. Daar betreft het zijn handelen in de vorige bedeling, maar het punt waar het om gaat is dat in eenzelfde bedeling God heel verschillend kan handelen. In vs 33-35 gaat het om gelovigen die koninkrijken ten onder brachten, de kracht van het vuur uitblusten, de scherpte van het zwaard ontvloden, legers van vreemden op de vlucht dreven. Zij ondervonden dus wonderbare uitreddingen. In vers 36-38 echter wordt gesproken over anderen die gefolterd werden, bespot, gegeseld, in stukken gezaagd. Hier dus geen uitredding, geen vertoon van kracht, alleen stille kracht om het lijden te doorstaan. Toch was God voor al deze gelovigen Dezelfde.

Dit onderscheid treffen we ook in het Nieuwe Testament aan. In Hd 12 lezen we dat de apostel Jakobus op last van Herodes gedood werd met het zwaard, maar Petrus werd op wonderbaarlijke wijze uit de gevangenis bevrijd. Hij werd niet gedood. Zijn taak was kennelijk nog niet afgelopen. Weer een verschillend handelen in eenzelfde bedeling, in de bedeling waarin wij nu leven!!

We moeten dus Hb 13:8 lezen zoals het er staat en er niet een totaal verkeerde uitleg aan geven. God handelt niet met alle gelovigen op dezelfde wijze, dat geldt ook voor ziekte en genezing.

ll. Dan zijn er nog de teksten die spreken over gelovigen die ziek geworden zijn. Te denken valt aan Lazarus (Jh 11:2,4) en Dorcas ( Hd 9:37). Bij beide gaat het om trouwe gelovigen. Van Dorcas staat dat ze overvloedig was in goede werken. Ik noem ze beide tegelijk omdat ze niet alleen ziek werden, maar ook stierven. God voorkwam de ziekte en zelfs de dood niet. Dat beiden daarna werden opgewekt doet aan dit feit niets af. Zo kunnen ook nu gelovigen ziek worden en sterven. Of er dan macht is ze uit de dood op te wekken is de vraag. In de kerkgeschiedenis en ook nu duiken er weliswaar telkens verhalen op over opwekkingen uit de dood, maar hoe betrouwbaar die zijn is de vraag.

mm. Vervolgens noem ik Fp 2:27, 29, 30. De gelovigen te Filippi hadden gehoord dat Epafroditus die hun gave naar Paulus in Rome had gebracht ziek was geworden. Paulus schrijft nu tot hun vertroosting dat deze broeder ziek geweest is, zo ziek zelfs dat het leek alsof hij zou sterven. De Heer heeft Zich echter over hem erbarmd. Het belangrijke van deze mededeling is dat Epafroditus niet ziek geworden is vanwege zonde waarvoor hij getuchtigd werd, maar vanwege de inspanning die hij zich getroost heeft. Van belang is ook te beseffen dat de apostel er niet vanzelfsprekend vanuit gaat dat God deze toegewijde gelovige zal genezen, integendeel hij ziet het als een ontferming van de Heer dat Epafroditus geneest.

nn. Van Trofimus, een reisgezel van de apostel (Hd 20:4; 21:29), zegt Paulus in 2 Tm 4:20, dat hij hem ziek te Milete achtergelaten heeft. We mogen aannemen dat Trofimus niet altijd ziek gebleven is, maar we horen niets van een wonderbare genezing door de handen van de apostel of iets dergelijks. Ziekte kan dus een gelovige treffen zonder dat er van zonde sprake is. We lezen daar bij Trofimus niets over en als dat zo was dan zouden we een vermelding verwacht mogen hebben. Bij Demas gaat het wel niet over ziekte, maar de apostel vermeld wel heel duidelijk diens afwijking (2 Tm 4:10).

oo. Belangrijk is ook nog de vermelding in 1 Tm 5:23. We lezen in dat vers dat Paulus tegen Timotheüs zegt: “Drink niet langer alleen water, maar gebruik een beetje wijn om je maag en je veelvuldige zwakheden”. Ook hier geen wonderbaarlijke genezing, geen gebed van oudsten of iets dergelijks. Paulus schrijft hem een praktisch hulpmiddel voor.

De zo juist genoemde gevallen noem ik niet om te stellen dat we maar stil moeten berusten als ziekte ons treft. Ziekte is een gevolg van de zondeval en we mogen er tegen strijden net als tegen de doornen en de distels die ook een gevolg zijn van de zondeval. Dokter Lukas streed ook tegen de ziekte als geliefde geneesheer en in de loop van de eeuwen hebben vele christenen en ook niet-christenen gestreden tegen ziekte. De medische ontwikkeling geeft er het bewijs van. De hier genoemde gevallen dienen echter om ons te bewaren voor eenzijdigheid en het trekken van ondoordachte conclusies.

God verhoort het gebed
Er staat in de bijbel dat God de gebeden van de zijnen verhoort. Daar valt ook het bidden voor genezing onder (zie Jh 14:13,14; 16:23, 24; 15:7,16; 1 Jh 3:21,22; 5:14; zie ook Mt 7:7-11).
In zijn algemeenheid is dit waar, maar aan de verhoring zijn toch voorwaarden verbonden:
- het moet dan een gebed zijn in de naam van de Heer Jezus. Hij moet erachter kunnen staan.
Kunnen we altijd zeggen dat de Heer ook de genezing wil? Dat is kennelijk niet altijd het geval;
- het moet een gebed zijn naar de wil van God. Ook hiervan kunnen we niet zeggen dat het altijd Gods wil is dat iemand geneest. In het geval van de doorn voor het vlees bij Paulus (wat dat ook geweest mag zijn) verhoort God het gebed van Paulus niet. Hier bestond de verhoring van het gebed in het antwoord op het gebed. (2 Ko 12:1-10);
- hier past een ander woord van Aad van de Sande; “ God kan alles wat Hij wil, maar Hij wil niet alles wat Hij kan.

Op een bepaald gebed wil ik nog wijzen. We lezen in Mt 8:1-5 dat een melaatse naar de Heer Jezus toegaat , Hem huldigt en zegt: “Heer, als U wilt, kunt U mij reinigen”. Deze man gelooft in de macht van de Heiland. Denk dan nog even terug aan het woord van koning Joram gericht aan Eliza in verband met de reiniging van Naäman waaruit blijkt dat men reiniging van melaatsheid even uitzonderlijk vond als een dode levend maken. Voor de melaatse genoemd in Mt. 8 was het alleen de vraag of de Heer hem wilde reinigen. Deze strekte zijn hand uit, raakte de onreine man aan (!!) en zegt: Ik wil wordt gereinigd. Dat gebeurt dan ook op hetzelfde moment. Geweldig is dat. Even terzijde: we lezen slecht twee maal min het NT dat Jezus zegt ‘ik wil” De tweede maal is in Jh 17 :24 waar Hij zegt:”Ik wil dat waar Ik ben ook zij bij Mij zijn, die U mij gegeven hebt. Ook een geweldig iets!
Zo moet ook voor ons gelden dat we aanvaarden dat de Heer onze ziekten kan genezen, hoe ernstig die ook zijn. Of het nou griep of kanker betreft dat maakt niet uit. Maar ook geldt voor ons de vraag of de Heer wil dat we genezen. We zullen dat in afhankelijkheid aan Hem moeten overlaten, want de Schrift geeft ons geen garantie dat God altijd onze ziekten geneest. De hiervoor behandelde punten ondersteunen deze gedachte.
Hen die meer willen weten over het gebed verwijs ik graag naar het artikel “Heer leer ons bidden” op deze website.

Overzicht
- Vanaf de zondeval is er ziekte geweest onder de mensen. Zoals gezegd behoefde men zich daarbij niet neer te leggen, maar mocht men ertegen strijden;
- Als Israël in de wegen van de Heer zou wandelen, zouden ze de zegen van het verbond ontvangen en zouden ze voorspoed genieten;
- Als ze dat niet deden zou o.a. tering en koorts hen treffen (Lv 26; Dt 28). Omdat ze afweken heeft ziekte hen inderdaad getroffen. De Heer zegt dat er ten tijde van Eliza veel melaatsen in Israël waren. Treffend is dat erop volgt: “en niemand van hen werd gereinigd, maar wel Naäman de Syriër”;.
- Toen de Heer op aarde verkeerde, genas Hij veel zieken (Mt 4:23,24). Hij droeg hun zwakheden en hun ziekten (Mt 8:17). Hij werd als Messias onder hen bevestigd door “krachten, wonderen en tekenen” (Hd 2: 22). Ook zond de Heiland zijn discipelen (de twaalven en de zeventigen) uit om het evangelie van het koninkrijk te prediken en tekenen en wonderen te doen (Mt 10:5-15; Lk 10:1-12);
- In deze tijd van de genade laat God predikers uitgaan en kan Hij de prediking bevestigen door tekenen en wonderen te laten gebeuren (Mk 16). Voor ons als gelovigen geldt dat als we ziek zijn (vanwege zonde?) we de oudsten van de gemeente zullen roepen zodat ze voor ons bidden.
Verder zullen we in eerste instantie de Heer vragen ons te genezen, maar we vragen Hem dan ook de middelen te zegenen die we voorgeschreven krijgen door een dokter, Als er geen genezing volgt zullen we net als Paulus met zijn doorn voor het vlees, moeten beseffen dat Gods genade ons genoeg is (2 Ko 12:7-10). Geve de Heer ons dat praktisch te verwerken!


Hierna volgt een toekomstvisie die stoelt op wat we de chiliastische visie noemen. Er zijn echter veel uitleggers die een ander toekomstbeeld voorstaan. Ik lever hier geen kommentaar op, maar geef het toekomstbeeld zoals ik dat zie en beveel het de lezers enkel aan ter overdenking. Wie geïnteresseerd is in een uitgebreide behandeling van dit onderwerp verwijs ik graag weer naar mijn website en wel naar de rubriek “Toekomst”.

- Het eerste dat we nu verwachten is dat de Heer Jezus terugkomt om de Zijnen tot zich te nemen en hen in het Vaderhuis te brengen (Jh 14:1-3; 1 Th 4:15-18), De gelovigen zijn dan verlost van alle kwalen en ziekten;
- Daarna komt de tijd van het begin van de weeën en de grote verdrukking (Mt 24). Dan zullen er ziekten en kwalen heersen, want als de Heer verschijnt zegt Hij: “Ik was ziek en u hebt Mij bezocht” en op de vraag van “de schapen” antwoordt de Koning: “voor zoveel u het hebt gedaan aan één van de geringsten van deze mijn broeders hebt u het Mij gedaan”.
- Vervolgens zal Hij zijn koninkrijk oprichten en zal Hij de tranen van alle aangezichten van zijn volk afwissen (Js 25:8; Op 7:17} Ook zullen de krachten van de toekomende eeuw - die dan is aangebroken - werkzaam zijn , zodat “geen inwoner (van Sion) zal zeggen : Ik ben ziek” (Js 33:24). Dat ook al omdat ze vergeving van ongerechtigheid hebben verkregen.
- Na de tijd van het Messiaanse koninkrijk (Op 20) zal de eeuwige toestand aanbreken. Dan zal God de tranen die er nog mochten zijn, afwissen en zal er geen dood meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch pijn (Op 21:4).

Naar die eeuwige, glorierijke toekomst waarbij leed en ziekte zijn uitgebannen, mogen we uitzien. Voor ons is dat leed en lijden al voorbij als de Heer komt om ons op te halen (Jh 14:1-3; 1 Th 4:15-18). Laten we Hem verwachten en dat niet in de eerste plaats om van ziekte en lijden verlost te zijn, maar om Hem te zien en bij Hem te zijn in het Vaderhuis. Hem verwachten tot zijn heerlijkheid!!