Snel zoeken:
469 jrg 145, 10-2002 Op stap door het eerste boek van Samuël 14 (3:19-21)

1-Samuël 3:19
LEIDERS KOMEN BOVEN DRIJVEN
1 Sm.3:19-21

Leiders aanstellen?
Er is tegenwoordig nogal wat te doen over de kwestie van leidinggeven in “de vergaderingen”. Vaak wordt de vraag geopperd of we geen leiders moeten aanstellen. Nu vinden we daarvan geen voorbeeld in het Nieuwe Testament. Wel lezen we over het erkennen van personen die door woord en/of werk stuur geven aan het gemeenteleven. Een bekende tekst in dit verband is 1Th5:12 “Wij nu vragen u , broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk” . Belangrijk is ook 1Ko16:16 waar de Korinthiërs vermaand worden onderdanig te zijn aan het huis van Stefanas die zich ten dienste van de heiligen heeft gesteld. De apostel breidt dit onderdanig zijn uit tot ‘aan ieder die meewerkt en arbeidt’. In deze teksten gaat het dus om personen die herkenbaar zijn aan hun optreden op geestelijk terrein. Dat herkennen moet gevolgd worden door erkennen.

Het voorbeeld van Samuël
In dit opzicht kunnen we veel leren van 1Sm3:19-21. Deze verzen hebben mij in verband met de kwestie van leidinggeven altijd erg aangesproken. Het begint met de mededeling dat Samuël opgroeide en dat de Heer geen van zijn woorden ter aarde deed vallen. Let op: er was dus groei bij Samuël op te merken. Hij was geen kind meer maar een man. Dat niet alleen: de Heer liet duidelijk zien dat Samuël maar niet een charlatan was, die er naar streefde wat te zijn en die beweerde dat hij wat was. Nee, God liet zien dat Hij aan Samuël de dienst van profeet had toevertrouwd. De Israëlieten herkenden dat bij Samuël. Het was niet twijfelachtig, maar duidelijk. Op de herkenning volgt echter de erkenning Samuël werd als profeet geaccepteerd. Men noemde hem dan ook een ziener ofwel een profeet. Door Samuël kwam Gods woord tot heel Israël.
Samuël werd niet door het volk omhoog gestoken, nee, hij kwam onder het volk ‘bovendrijven’ en dat is precies wat er met leiders moet gebeuren, ook al kun je ze niet precies vergelijken met Samuël en de plaats die hij onder Israël innam. Leiders moeten komen bovendrijven omdat ze de kenmerken van een leider vertonen.

Oudsten
Het voorgaande geldt m.i. ook als het gaat om het herkennen en erkennen van oudsten. In 1Tm. 3 en Tt1 worden de kenmerken opgesomd waaraan oudsten/opzieners moeten voldoen. In de praktijk moeten deze kenmerken zichtbaar of herkenbaar worden en moet duidelijk worden dat iemand een oudste/opziener is. En als ze als zodanig herkenbaar worden, laten we ze dan ook erkennen en hen oudsten noemen.
De Schrift spreekt ook over ‘het streven naar het opzienerschap’ (1Tm3:1). In dit streven zit niets verkeerds als het maar is om te dienen en niet om te heersen (zie 1Pt5:3). Laten de reeds erkende oudsten zulke broeders ook begeleiden, en als ze zich als oudsten manifesteren hen ook als zodanig erkennen en aan de gemeente voorstellen om hen als oudsten te aanvaarden.