Snel zoeken:
005 Uitleg van de Tabernakel op de Expo-Exodus te Rederoord 1

UITLEG TABERNAKEL
op de
EXPO-EXODUS


op het terrein van kasteel Rhederoord in de Steeg
.
Attentie: De zwartgedrukte ‘koppen’ dienen alleen voor de overzichtelijke indeling van de stof, moeten dus niet genoemd worden. Het kleingedrukte dient voor geval er vragen over gesteld worden. Dat geldt ook voor de aangegeven Schriftplaatsen en de betekenis van persoonsnamen. Niet schermen met Hebreeuwse woorden, s.v.p.

A. BOVEN OP HET BORDES VOOR HET KASTEEL
Heet de bezoekers nog eens welkom in de trant van:

Beste vrienden!
Nog eens heel hartelijk welkom op deze Expo-Exodus 1990. U bent nu gekomen bij het belangrijkste onderdeel van deze expositie: het heiligdom van God, de Tabernakel. Het woord ‘tabernakel’ betekent ‘tent’.

Namen voor het heiligdom van Go
Het huis des HEREN 1 Sam. 1:7
De tempel des HEREN 1 Sam. 1:9
Het heiligdom des HEREN Num. 19:20
De tabernakel des HEREN Num. 16:9
Het huis Gods Richt. 18:31
De tent der samenkomst Ex. 27:21
De tent der getuigenis Hand. 7:44
De tabernakel der getuigenis Num. 1:50
De tabernakel Ex. 25:9
(Het Nederlandse woord ‘tabernakel’ komt van het Latijnse ‘tabernaculum’, dat ‘tent’ betekent)

De onderdelen
Van hieruit heeft u een totaaloverzicht. U ziet dat de tabernakel bestaat uit een omheining, die eenvoorhof omsluit en het eigenlijke tentgebouw. In de voorhof staan het brandofferaltaar en het wasvat. De tentwoning zelf bestaat uit twee gedeelten: het voorste stuk heet het Heilige Daarin bevinden zich drie voorwerpen: de tafel der toonbroden, de zevenarmige kandelaar en het reukofferaltaar. De tweede afdeling heet het Heilige der Heiligen en daarin bevindt zich de ark van het verbond. Over elk van die onderdelen krijgt u straks meer te horen. Om dit heiligdom heen waren de stammen van Israël in een vaste opstelling gelegerd.

De tabernakel is Gods ontwerp
De tabernakel is een bouwwerk dat God ontworpen heeft. Geen mens heeft deze plaats van samenkomen van God en zijn volk Israël bedacht. De HERE zelf liet aan Mozes, de man Gods, op de berg Sinaï een voorbeeld zien van dit heiligdom en Hij gaf hem er een nauwkeurige omschrijving bij. In overeenstemming met deze beide aanwijzingen moest alles gemaakt worden (Hebr. 8:5; Exod. 25:9,40; 26:30; 39:43).
Israël had niets te zeggen over de inrichting van deze woning van God, maar het volk mocht wel het benodigde materiaal bijeenbrengen ( Ex. 35:4-29; 36:3-7). En dat deed het spotnaan en overvloedig (Ex. 35:2-7).
Aan metaal was dat: 878 kg. goud (29 talenten en 730 sikkels) voor de gouden voorwerpen in het Heilige en Heilige der Heiligen en voor het overtrekken van de houten planken; 3195 (3020) kg. zilver(voor de voetstukken en de haken en verbindingen); 2126 kg. koper (voor de voetstukken van de voorhof, de pinnen, het koperen altaar en het materiaal bij het altaar), zie Ex. 38:21-31.

Bouwers en bijdragen
Mozes moest twee mannen aanstellen om het werk uit te voeren: Bezaleël (‘in de schaduw van God’ of ‘God is bescherming’) uit de stam van Juda en Aholiab, (‘tent/familie van de vader’) uit de stam van Dan. De Here gaf deze mannen wijsheid en inzicht voor allerlei soorten handwerk. Bovendien gaf Hij hen de mogelijkheid hun vakmanschap aan anderen door te geven (Exod. 35: 30-36:3). Het volk mocht dus ook meewerken.
De bouwtijd bedroeg de tijd van 15-3-1e jaar tot 1-1-2e jaar van de uittocht verminderd met tweemaal veertig dagen dat Mozes op de berg was (Ex. 19:1; Ex. 40:2,17) en verminderd met de tijd die nodig was om het materiaal bijeen te brengen. De bouwtijd was dus ongeveer zes maanden. Vanaf de opdracht tot het gereedkomen dus ruim 9 maanden.
Nadat de bouw voltooid was, 9 1/2 maand later, bedekte de wolk de tabernakel en vervulde de heerlijkheid des Heren haar (Ex. 40:34,35; Num. 9:15). Alles beantwoordde dus aan de voorschriften van God. Daarop bleef het volk nog bij de Sinaï tot de twintigste van de tweede maand in het tweede jaar na de uittocht.

God wil bij zijn volk wonen
Nu komt de belangrijke vraag: ‘Waarom heeft God deze tabernakel laten bouwen’? Ik citeer daarvoor uit de Bijbel en wel Exodus 25:8, waar staat dat de Here tegen Mozes zegt: ‘En zij zullen Mij een heiligdom maken en Ik zal in hun midden wonen’. De Here wil dus wonen in het midden van zijn verloste volk Israël. De tabernakel stond namelijk midden tussen de tenten van de Israëlieten. Alle twaalf stammen hadden hun tenten er omheen opgeslagen. Rondom de tabernakel, vlakbij het hoge witte gordijn van de omheining, stonden de tenten van de stam Levi. Deze stam was bestemd om de dienst in het heiligdom te verrichten. De nakomelingen van Aäron, één van de leden van deze stam, waren priesters . Zij waren vóór de ingang van de voorhof gelegerd. Alle andere mannen van deze stam waren levieten. Aäron zelf was de eerste hogepriester. Over de hogepriester, de priesters en de levieten krijgt u straks meer te horen.

Legering van de andere stammen: | Aantallen:
oostzijde : Juda, Issaschar, Zebulon | mannen boven de 20 j : 603.550 (Num. 1:46) zuidzijde : Ruben, Simeon, Gad | alle manlijke eerstgeborenen : 22273 (Num. 3:43)
westzijde : Efraïm, Manasse, Benjamin | i.p.v. daarvan alle Levieten : 22000 (Num. 3:39)
noordzijde: Dan, Aser, Nafthali | daarvan de dienstbaar : tussen 30 en 50j (4:2)

Volgorde van optrekken:a) De ark gedragen door de een deel van de Kehatieten; 1) Juda c.s.; b)De Gersonieten met dekkleden, gordijnen, enz.op 2 wagens met 4 runderen; c)De Merarieten met planken, voetstukken, enz op 4 wagens en 8 runderen; 2) Ruben c.s.; d)De rest van de Kehatieten met heilige voorwerpen en voorhang op de schouders gedragen; 3) Efraïm c.s.; 4) Dan c.s. (zie Num. 2 en 10)

De omheining
Zoals gezegd was er om het heiligdom een omheining van wit linnen. De Bijbel spreekt van getweernd fijn linnen dat was opgehangen aan pilaren (en dwarsstangen, zie onder), die gemaakt waren van acaciahout metvoetstukken van koper,
terwijl de bovenkapjes van zilver (N.B. 1e Tweernen of twijnen is een draad dubbelen. 2e van deze pilaren staat het er niet letterlijk bij dat ze van accaciahout zijn)
Fijn linnen spreekt van reinheid, gerechtigheid (zie o.a.Openb. 19:8); koper van Gods majesteit in oordeel over de zonde (Openb. 1:15); zilver van Gods heerlijkheid in de verlossing (Lev. 27:1-7;21:30-32;.38:25-27) en verzoening (Ex. 30:11-16, vgl.Num. 3:44-51) Goud is het symbool van Gods majesteit in gerechtigheid (Job. 23:10Ps.19:10,11; 119:127; Spr. 25:12; Kgl. 4:1,2).

Het heiligdom was van veraf zichtbaar door de wolkkolom. Iedere Israëliet wist: ‘Hier woont de almachtige God’. Dichterbij gekomen zag men de omheining boven de andere tenten uitsteken. De hoogte ervan was namelijk 2 1/2 m. De lengte bedroeg 50 m. en de breedte 25 m. De totale lengte van het witte linnen van de omheining is140 m. De lengte van de poort is namelijk 10 m. In de lengte vinden we 20 pilaren, in de breedte 10. In het totaal dus 60 pilaren, alle gemaakt van acaciahout. Boven de omheining steekt de eigenlijke woning uit, want de hoogte is 5 m. Alle maten afgeleid van maten in ‘ellen’ die we voor het gemak op een halve meter berekend hebben, in werkelijkheid enige centimeters korter.

Boven dit heiligdom (Ex. 40:34-38) bevond zich zoals gezegd de wolkkolom (de 'Sjechina'), de wolk van de heerlijkheid des Heren. s' Nachts straalde deze wolk licht uit (Ex. 13:21,22; Num. 14:14; Neh. 9:12,19). Als de wolkkolom zich verhief om te vertrekken, moest het volk zich klaar maken om verder te reizen. En de wolkkolom wees hen de weg die ze moesten gaan door de woestijn.
De reis door de woestijn heeft 40 jaar geduurd. Ruim 38 jaar daarvan heeft de tabernakel in het mideen van het volk vertoefd (Ex. 16:35; Num. 14:33; 32:13; 33:38; Deut. 1:3;Joz. 5:6; Hand. 7:36,42; 13:18; Hebr. 3:9,17).

Stellen we nog eens de vraag: ‘Waarom heeft God de tabernakel laten bouwen’? Als antwoord daarop hebben we al gevonden, dat God in het midden van zijn volk wilde wonen. Maar hoe kon de heilige God bij een zondig volk wonen? Daar waar God troonde, lagen in de ark onder het verzoendeksel de twee stenen platen met de tien geboden erop gegraveerd. Maar die wet hadden de Israëlieten al overtreden vóór ze hem goed en wel ontvangen hadden. Dat bracht Israël onder het oordeel, onder de vloek van God. De Bijbel zegt het zo:‘Vervloekt is een ieder die niet volhardt in alles wat geschreven staat in het boek van de wet om dat te doen’ (Gal. 3:10; Deut. 27:26). Zou God niet als een verterend vuur alle Israëlieten hebben moeten doden? God was echter niet in de wolkkolom in hun midden neergedaald om hen te vernietigen, maar om onder hen te wonen. Als we straks de voorhof binnengaan zullen we zien, dat God op de kwestie van de zonde een geweldig antwoord gaf: het antwoord van het plaatsvervangend offer. Op grond van dat offer kon God bij Israël wonen zonder aan Zijn heiligheid en gerechtigheid te kort te doen. Dat offer stelde God in staat de zonden van het volk te oordelen, zodat aan de eis van het goddelijk recht was voldaan, terwijl Hij het volk zelf kon sparen. Dat offer maakte de weg vrij voor de Israëliet om tot God te naderen via de dienst van de priester. Zo kon Israël God grootmaken door een dienst die God nauwkeurig voorgeschreven had.

Hierin zit een les voor ons. De Bijbel zegt, dat we allen zondaars zijn. Ook wij zitten met de vraag : ‘Hoe kan ik tot God naderen en hoe kan ik in Zijn tegenwoordigheid verkeren’?
In de tabernakel zien we deze vraag beantwoord. Het grote probeem van de zondaar wordt hier opgelost. Dat is het probleem van de zonde. Elk mens moet vanwege zijn zonden sterven. Maar God heeft in de tabernakel op symbolische wijze de weg tot redding aangewezen. In de tabernakeldienst toonde de levende God ?ijn oordeel over het offer en zijn genade ten opzichte van de offeraar! De tabernakel geeft ons dus aanschouwelijk onderwijs van de boodschap van het evangelie die we in het Nieuwe Testament aantreffen.

De ingang
We gaan zo meteen door de poort, die we daar zien, dat is de ingang van de voorhof. Er is maar één poort. Elke Israëliet die bij God wilde komen, moest door deze deur gaan. Hij kon niet over de omheining naar binnen komen.
Deze poort is ruim genoeg (ongeveer 10 meter). Iedere Israëliet kon naar binnen met zijn offer. Deze poort is gemaakt van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en van getweernd fijn linnen. Deze kleuren vinden we terug in de beide andere voorhangsels van de Tabernakel, in het onderste dekkleed dat over de tabernakel gespannen was en in de kleding van de Hogepriester. Het is een veelkleurig weefwerk.
Volgens Ex. 27:16 hing de deur die toegang gaf tot de voorhof aan vier pilaren. Daarbij kunnen we denken aan de vier evangelisten van Golgotha (In dit model zijn dat er helaas vijf)