Snel zoeken:
051 jrg 104, 09-1961 Elisa, de man Gods (I)


Inleiding
Elia en Elisa waren profeten in de tijd dat het huis van Achab regeerde. Achab was de koning van wie de Schrift zegt: “Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des Heren, meer dan allen die voor hem geweest waren” (1 Kon. 16:30). In zijn dagen herbouwde de Betheliet Hiël Jericho. Dit was een directe uitdaging aan het adres van God, zoals we die later vinden in de woorden van de teruggekeerde twee stammen: ”Waar is de God van het recht?” (Mal. 2:17).
In de tijd, die werd gekenmerkt door afval en door verwerping van Gods Woord, verwekte de Heer twee profeten, die optraden los van de te Jeruzalem verordende eredienst. Als zodanig waren zij een beeld van de dienst van de Heer Jezus.
Als de mens faalt in zijn verantwoordelijkheid, dan is de Heer niet meer gebonden aan de instellingen, die Hij zijn volk heeft gegeven.

In de tweede plaats zien we, dat het falen van de mens aan de Heer gelegenheid gaf om zijn eigen hulpbronnen te openbaren. In Elia en zijn dienst schitterden zijn majesteit en gerechtigheid en in Elisa zijn genade en ontferming.
Zo vinden we in geestelijk opzicht verwerkelijkt wat plaats vond bij de spijziging van de vijfduizend mannen. Wat voor de mens een woestijn is, is voor Christus een plaats van overvloed.

Hoewel beide profeten veel overeenkomst hadden, was er toch een kenmerkend onderscheid in hun dienst.
Elia's geschiedenis werd gekenmerkt door zijn getuigen tegen het kwaad. Het gevolg daarvan was: verwerping en lijden. Als zodanig was hij een beeld van Johannes de doper, zowel als van de Heer Jezus. Van de Heer echter slechts in een aspect van zijn dienst, nl. als getuige tegen de zonden van het volk, in het bijzonder van de Farizeeën, waardoor Hij veracht en verworpen werd.

De dienst van Elisa daarentegen werd gekenmerkt door openbaring van kracht, die, in genade, gebruikt werd ten behoeve van anderen. Hij was een type van de Heer Jezus, als degene die Zich met ontferming neerboog tot allen die zijn hulp nodig hadden en die al zijn macht ten behoeve van hen aanwendde. “Hij ging het land door goed doende”.

Elia's lijden en zijn verwerping door het volk eindigden in de hemelvaart.
Daarentegen wierp Elisa door de kracht des Heren elke tegenstand neer en werd hij voortdurend geëerd, zowel door armen als door rijken.
In dit opzicht is de één een beeld van de Heer Jezus in zijn hemelse positie, de ander een type van de Heer wat diens aardse positie betreft als de koning van Israël.

Elia betekent: ‘God is Jehova’. Omdat het volk ontrouw was geworden aan Jehova, de God van het verbond, ging zijn dienst gepaard met oordelen:
a. geen dauw of regen op de aarde;
b. de profeten van de Baal gedood;
c. aankondiging van het oordeel over Achab en Izebel;
d. tweemaal vijftig mannen met hun overste door het vuur verteerd;
e. de dood van Ahazia voorzegd, als een straf van God.
Elia is slechts enkele keren in het openbaar opgetreden. Hij bracht slechts zegen aan de enkeling: de weduwe van Sarfath.

Elisa betekent: ‘God is redder’. Aan houthakkers, profetenzonen, maar ook aan koningen bracht hij hulp en uitkomst. Bijna al de wonderen die hij deed waren tot zegen zowel voor de enkeling als voor hele menigten. Slechts driemaal lezen we van een oordeel:
a. de 42 kinderen van Bethel;
b. de hoofdman in de poort van Samaria;
c. de melaatsheid van Gehazi.
Elisa ging om met alle rangen en standen. Hoewel hij zelf arm was, maakte hij anderen rijk.
Elisa vulde door een dienst, waarin de genade en de overwinning over de dood openbaar werden, aan, wat Elia begonnen was in gerechtigheid. Beiden deden dit met het doel om het volk van de afgoderij tot God terug te voeren.