Snel zoeken:
206 jrg 122, 08-1979 De opname van de gemeente een hersenschim? 03

Mattheüs 16:18
Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 122 (1979)

De Schrift alleen

De bovenstaande verdediging van de leer van de opname aan de hand van haar vruchten zou ik nooit gevoerd hebben als MacPherson niet over de zogenaamde wortel van de leer begonnen was.
Een leer moet namelijk niet getest worden door naar de wortel ervan te speuren, maar door de toets van de bijbel aan te leggen. En Darby maakt het wat dat betreft zijn bestrijders gemakkelijk. Wie zijn geschriften kent, weet dat hij zich nooit beroept op bijzondere openbaringen waarbij de onderzoeker de pas naar verder toetsing wordt afgesneden. Evenmin beroept hij zich op overleveringen van mensen, die men op gezag zou moeten aannemen. Wat dit laatste betreft wordt hem juist verweten, dat hij alle kerkelijke formulieren aan de kant zette en zich alleen op de Schrift beriep. En ook ons die op hetzelfde spoor als Darby zitten verwijt men dat we zo hopeloos biblicistisch zijn (in dubbele zin: we beroepen ons alleen op de bijbel en we lezen de bijbel te letterlijk). Terloops zij gezegd, dat we dit tot op zekere hoogte een compliment vinden. Maar ter zake, wil men de opnameleer bestrijden dan zal men dat met bijbelse argumenten moeten doen.

De opwekkingen in Schotland en Ierland

Toch wil ik nog even op deze kwestie ingaan. Er is namelijk een hemelsbreed verschil tussen de opwekking die vanuit Ierland begon en de beweging die haar oorsprong in Schotland vond. De laatste werd gekenmerkt door profetieën, genezingen en spreken in talen. Men bad om een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest en raakte in vervoering. De beweging in Ierland daarentegen werd gekarakteriseerd door intensieve Schriftstudie; iedere vorm van extase en vervoering was er vreemd aan.
Irving en de zijnen stond een glorieuze herleving van de “Pinkstertijd” voor ogen, die o.a. tot uiting zou komen in herstel van het apostelschap. Zoals al eerder betoogd verwachtte Darby juist een toename van het verval.
Nu is Darby naar Schotland gereisd om zich op de hoogte te stellen van wat daar gebeurde. Contact is er dus geweest. Darby’s oordeel over de Schotse beweging was echter negatief. Hij beschouwde haar niet als van God. In dit licht bezien zou het al heel erg vreemd zijn, dat Darby het leerstuk van de opname van de gemeente vóór de Grote Verdrukking aan deze opwekking zou hebben ontleend. En dan nog wel doordat een meisje van 15 jaar in visionaire toestand daarover geprofeteerd zou hebben.
Veracht had mogen worden dat Darby dan ook positief gestaan zou hebben tegenover het verschijnsel van visioenen en profetieën. Hij stond dat echter beslist niet 1).

Totaalvisie beoordelen

Darby’s leer over de opname moet men, zoals gezegd, aan de Schrift toetsen. Maar dan moet dit wel reëel gebeuren. Deze leer is bij Darby namelijk een onderdeel van een totaalvisie. Wil men de leer op haar waarde toetsen dan zal men deze totaalvisie in het onderzoek moeten betrekken.
Verder zal men moeten bedenken dat tegen iedere opvatting die zich op de bijbel beroept vanuit diezelfde bijbel iets in te brengen valt. Elke bijbelse leer kent teksten, die in het kader van die leer moeilijk te verklaren zijn.
Tegen de leer van de uitverkiezing vallen teksten in te brengen als “wie wil neme het water des levens om niet”. Tegen de leer van de rechtvaardiging op grond van geloof kan men teksten uit Jak. 2 in stelling brengen. Zo zouden veel meer voorbeelden te noemen zijn. Zaak is echter het gehel te overzien en na te gaan of de “anti-teksten” binnen het geheel redelijk verklaard kunnen worden.

1) Er kan tegen de theorie van MacPherson nog veel meer ingebracht worden, o.a. dat uit het verslag van de visioenen van Margaret MacDonald, per se volgt dat ze een opname zag na het openbaar worden van de boze. Ik laat dat hier echter rusten, maar zal op deze kwestie uitvoerig ingaan in de kopij die voor een uitgave in boekvorm bestemd is.

Darby’s visie op de kerk

Welnu, Darby’s leer over de opname van de gemeente is niet los te denken van zijn visie op de gemeente zelf. Deze laatste verschilt in twee belangrijke opzichten van de algemeen kerkelijke opvatting. Tegenover de “kerkelijke”leer dat Christus zijn gemeente vergadert van het begin der schepping af stelt Darby dat de gemeente pas ontstaan is op de Pinksterdag. En tegenover de kerkelijke opvatting dat de profeten van het oude testament de Kerk van de nieuwe bedeling hebben aangekondigd stelt hij dat de gemeente in de oude bedeling een verborgenheid was, waarover in de Schriften van de profeten niets is onthuld. Voor de eerste stelling kunnen de volgende argumenten worden aangevoerd.

a. In de dagen van de omwandeling van Jezus Christus op aarde zei de Heer tegen Petrus:
“Op deze rost zal ik mijn gemeente bouwen” (Matth. 16:18). Dit bewijst dus, zo duidelijk als woorden maar bewijzen kunnen, dat de gemeente nog gebouwd moest worden. De Kerk bestond dus nog niet.

b. Volgens 1 Kor. 12:13 is de gemeente, die het lichaam van Christus genoemd wordt, ontstaan doordat Jood en heiden door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt. Naar het woord van Johannes de Doper zou Jezus Christus met de Heilige Geest dopen. Naar het eigen woord van de Heer gesproken na zijn opstanding zou dit gebeuren “niet vele dagen na dezen” (Hand. 1:5). En pas de Pinksterdag laat zien hoe die doop plaatsvindt, eerst over Joden en later (Hand. 10) ook over de heidenen.
Vóór deze doop plaatsvond kon er dus geen gemeente gevormd zijn.

c. In Ef. 2:14-16 wordt betoogd, dat de middenmuur van omtuining of afscheiding, de wet van de geboden, afgebroken moest worden om Jood en heiden tot één nieuwe mens te kunnen scheppen en beide in één lichaam met God te kunnen verzoenen. Zolang de bedeling van de wet er was kon er van de gemeente dus geen sprake zijn.

d. Van deze gemeente wordt in Ef. 2:20 getuigd, dat ze is gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. Zolang de apostelen en de profeten van de nieuwe bedeling (Ef. 3:5) nog niet aanwezig waren en hun werk hadden verricht kon de gemeente nog niet bestaan.

Zij, die de leer van de opname vóór de Grote Verdrukking bestrijden zullen dan ook deze visie op het ontstaan van de gemeente moeten ontzenuwen. Wat is namelijk het verband? Dit…. Iemand, die aanneemt dat de Kerk op aarde vanaf de schepping bestaat en die “geloven” en “tot de Kerk behoren” als identiek beschouwt, die zal praktisch niet anders kunnen aanvaarden dan dat de Kerk tot aan de jongste dag op aarde moet blijven. In zijn denken zal dat nauwelijks te scheiden zijn. Zodra men er echter oog voor krijgt, dat de gemeente haar loopbaan veel later is begonnen, dan zal men ook openstaan voor de gedachte dat ze die loopbaan wel eens eerder zou kunnen beëindigen. De leer dat de Kerk pas vanaf de Pinksterdag bestaat, schept ruimte voor een nachristelijk getuigenis. De algemeen kerkelijke opvatting laat daar eigenlijk geen ruimte voor over. Zien we nu naar de bestrijding, dan blijkt dat men zich alleen maar weet verweren door de duidelijke Schriftuitspraken over het ontstaan van de gemeente te relatieveren. Het “zal bouwen” laat men dan alleen op de kerk als instituut slaan, het fundament van de kerk is Christus en die werd toch al in het Paradijs aangekondigd… En zulke redeneringen meer.

Een verborgenheid

In de tweede plaats heeft Darby er dus op gewezen, dat de gemeente in het oude testament een verborgenheid was, die niet bekend gemaakt was.
Hij beriep zich op de volgende teksten:

1. “dat mij door openbaring de verborgenheid is bekend gemaakt… die in andere geslachten de zonen van de mensen niet bekend gemaakt is, zoals zij nu in de Geest geopenbaard is aan zijn heilige apostelen en profeten” (Ef. 3:3, 5).
“het rentmeesterschap van de verborgenheid, die van alle eeuwen verborgen was in God…. Door de gemeente bekend gemaakt zou worden de veelvoudige wijsheid van God” (Ef. 3:9, 10).

2. “krachtens het rentmeesterschap van God, dat mij gegeven is voor u, om het woord van God te voleindigen: de verborgenheid, die sinds eeuwen en geslachten verborgen is geweest, maar die nu geopenbaard is aan zijn heiligen” (Kol. 1:25, 26, 27).

3. “volgens de openbaring van de verborgenheid, die in de tijden van de eeuwen verzwegen is geweest, maar die nu is geopenbaard, en die door profetische schriften naar het bevel van de eeuwige God tot geloofsgehoorzaamheid onder alle volken is bekend gemaakt” (Rom. 16:25, 26).

De woorden “niet bekend gemaakt”, “verborgenheid”, “verborgen was in God”, “nu geopenbaard”, “verzwegen geweest” laten stuk voor stuk zien, dat het om een totaal nieuwe zaak gaat, die in het oude testament niet te vinden is. Daarbij hebben we te bedenken, dat blijkens Deut. 29:29 en Dan. 2:28 verborgenheden ook werkelijk verborgen, niet bekende zaken zijn en dat we volledig van Goddelijke openbaring afhankelijk zijn om er iets van aan de weet te kunnen komen.
Zij, die Darby willen weerleggen zullen dan ook voor deze teksten een grondige verklaring moeten hebben. Hun verweer bestaat echter alleen hierin, dat “verzwegen” niet “volledig verzwegen” inhoudt, of slechts “verzwegen onder de heidenen” betekent en dat een verborgenheid toch wel in de Schrift kan staan, maar dan niet zo uitgebreid uitgelegd als in latere tijden, enz. anders gezegd, men moet zijn heil zoeken in het relativeren van een aantal niet mis te verstane Schriftuitspraken.