Snel zoeken:
607 jrg 121, blz. 32 1978 Alle onrecht verdragen /Maria

Lukas 
Alle onrecht verdragen

L.S. te 0. vraagt:
1. Als ze ons in het gezicht staan, beledigen, onrechtvaardig behandelen
of benadelen, weten we dat we moeten verdragen. Wat de rok en de mantel
betreft, die kunnen we misschien onder één dak brengen met wat de
Samaritaan deed, namelijk je naaste liefhebben als jezelf.
Als er staat: "geef die van u v r a a g t", dan kunnen we dat mogelijk
ook nog opbrengen. Maar het wordt moeilijker als er gezegd wordt: "Eis
niet terug van degene die van u n e e m t". Stel je voor dat iemand je
boodschappentas uit je hand grist en zegt: "geef ook je handtas".Of je
merkt dat ze je portemonnee pakken en ze willen ook je portefeuille
hebben. Wat dan? En wat te doen als er een losgeld van je gevraagd wordt
nadat ze b.v. je zoon hebben gekaapt? Of komt dan de overheid er aan te
pas? En dan nog dit:"Eis niet terug" (zie Lukas 6:29, 30).

2. Wilt u verklaren waarom er in Matth. 1:19 staat dat jozef zijn
ondertrouwde vrouw, Maria, in het geheim wilde verstoten om haar niet
openlijk te schande te maken? Bij ons is een ongehuwde moeder erger dan
twee jongemensen die moeten trouwen. Was het in het oosten dus net
andersom?


Antwoorden:
1.De verzen waar de vraagsteller op doelt moeten we lezen in hun verband.
Daartoe moeten we beginnen bij vers 20 van Lukas 6. Het blijkt dan dat de
Heer richtlijnen geeft voor zijn discipelen in verband met de
behandeling, die zij als discipelen van Hem zullen ondervinden.
Dat staat er niet iedere keer, bij elk voorschrift, uitdrukkelijk bij,
maar volgt toch uit vers 22 waar we lezen:
"Welgelukzalig zijt gij, wanneer de mensen u haten en wanneer zij u
uitstoten en smaden en uw naam als slecht verwerpen terwille van de Zoon des mensen".
Zo lezen we van de Hebreeën dat ze "de roof" van hun "bezittingen met
blijdschap aanvaard" hebben (Hebr. 10:34).
Ik meen, dat deze voorschriften niet beogen de pure misdaad in de hand
te werken en daar zou het op neerkomen als we deze verzen 29 en 30losmaken van vers 22. Bij misdaad-zonder-meer komt de overheid er inderdaad aan te pas . Hier geldt Rom. 13:4, dat ze God dienares is "u ten goede". We nemen niet het recht in eigen hand, maar doen een beroep op de overheid.
Toch blijft gelden, dat we ook in deze gevallen van aantasting van onze
persoon en ons goed ons christelijk gedragen en alle gevoelens van haat oordelen en onze vijanden liefhebben.
In de twee gevallen, dat Paulus een beroep doet op zijn Romeins burgerecht, zien we wat ik hier boven stelde enigszins geïllustreerd. Toen de bestuurders van Filippi hem en Silas geselden om hun dienst in het evangelie, heeft hij zich niet beroepen op zijn burgerschap om aan die bepoeving te ontkomen. Later beroept hij zich er wel op opdat duidelijk zou blijken dat hij en Silas geen misdadigers waren, zoals dit voor het oog van het volk zou kunnen lijken. Een mogelijke valse smaad op de gemeente te Filippi werd hiermee afgewend. Toen echter te Jeruzalem de hoofdman Paulus wilde geselen om uit hem te krijgen of hij een oproermaker was, beriep Paulus zich vóór die tijd op zijn burgerrecht. Deze geseleling had namelijk niet te maken met zijn getuigenis als dienstknecht van Jezus Christus. Met het oog daarop liet de hoofdman hem niet geselen,want hij dacht met een gewone misdadiger te maken te hebben.

Waarom wilde Jozef Maria verstoten

2. Deze tekst is alleen te begrijpen in het licht van Deut. 22:13-21. Daarbij moet u bedenken, dat het niet gaat om twee mensen, die "moesten trouwen". In dit geval kon Jozef alleen maar konkluderen dat Maria hem ontrouw geworden was. Hem stonden nu de volgende wegen open:
a. Hij kon met opzijzetting van eigen gevoelens Maria trouwen,maar dan
laadde hij de schijn op zich, dat hij vooruit gegrepen had op het
huwelijk.
b. Hij kon Maria "openlijk te schande maken" door te handelen op de wijze,
die in Deut. 22 staat beschreven. Het werd dan een zaak de oudsten van
de stad.
c. Hij kon haar in het geheim verstoten.
Terwijl hij het laatste van plan is, verschijnt echter de engel die hem openbaart, dat Maria niet ontrouw is geweest, maar dat wat in haar verwekt is, uit de Heilige Geest is. Er blijft nu alleen nog een moeilijkheid over als we Mattheüs met Lukas vergelijken. Lukas vertelt namelijk dat Maria vóór ze zwanger werd een boodschap van een engel heeft ontvangen over wat er met haar gebeuren zou. Jozef had dus kunnen weten hoe het met de zwangerschap van zijn verloofde gesteld was. Er zijn twee mogelijkheden: Of Maria heeft dit niet aan jozef verteld (uit schroom?) of Jozef heeft haar woorden niet ter harte genomen.