Snel zoeken:
145 Meer dan een rekensommetje


Meer dan een rekensommetje

Nauwelijks had ik een praatje met hem aangeknoopt over 't weer, of hij begon over de Bijbel en de vermeende fouten en tegenstrijdigheden te praten. We kenden elkaar slechts van naam. Wat bezielde deze man, die zich zelf als "heiden" betitelde om met iemand, met wie hij voor 't eerst kennis maakte, over de Bijbel te willen disputeren? Toen we de bus verlieten en afscheid namen, had ik nog bijna geen woord gezegd. Dat behoefde ook niet, want hij wist de tijd alleen wel te vullen.
Een paar dagen later zocht ik 'm op. 'k Had hem op even zestig geschat; hij bleek echter over de zeventig te zijn. Maar menige jonge kerel moest het in 't werken nog tegen hem afleggen. Scheen hij, ondanks z'n vitaliteit toch te voelen, dat er aan zijn leven wel gauw een einde kon komen? Al gauw hadden we een "geestelijk" gesprek.
"Vroeger ben ik op de Christelijke school geweest, al die psalmen ken ik nog uit m'n hoofd." Vol trots reciteerde hij er een aantal. Inderdaad feilloos. De koningen van Juda en Israël, de Bijbelboeken; het was alles vast blijven haken in zijn geheugen.
"Dominee zei laatst, dat dat het bewijs was, dat God aan m'n ziel werkte, maar ik heb gezegd: "Onzin Dominee. 't Christendom is niets anders dan dressuur. Je leert 't in de jeugd en 't blijft er zitten."
Ik antwoordde hem, dat het Christendom wat meer is dan een aantal uit het hoofd geleerde psalmen en dat het beknopt gezegd neerkomt op 't geloof in Jezus Christus, die op Golgotha's kruis stierf voor onze zonden. Wie met schuldbelijdenis tot hem gaat wordt behouden, wie de Zoon van God verwerpt, gaat, ja is al verloren.
"Maar wie bewijst me, dat er na de dood nog wat is. Dood is dood, dan is 't uit."
Toen ik hem zei, dat ik zeer betwijfelde of hij daar wel zo van overtuigd was, omdat hij zoveel over dood, hel en hemel praatte, ontweek hij: "Och, ik mag er wel eens over praten."
"Weet u zeker dat het met de dood uit is. Hebt u er een bewijs voor?" vroeg ik hem.
"Neen, dat niet direct, maar u kunt me het tegendeel ook niet bewijzen."
"Inderdaad, dat gaat niet. Ik kan u echter wel aannemelijk maken, dat 't logischer is aan een hiernamaals te geloven, dan 't bestaan ervan te ontkennen. Waarom toch leven de mensen voor hun doen zo netjes? Als 't met de dood uit is, zou ik maar raak stelen (zó, dat de politie me niet grijpt natuurlijk). Waarom hebben eerlijkheid, waarheid enz. nog waarde? Als 't werkelijk met de dood uit is, wel, leef er dan op los, geniet zo veel je kunt en pleeg zelfmoord als er niets meer te genieten valt. Dit is toch zuiver menselijk en logisch geredeneerd, nietwaar? Waarom houden millioenen mensen, die bijna omkomen van ellende, dan toch nog aan 't leven vast? Dat komt, omdat ze, bewust of onbewust, het besef van eeuwigheid
bezitten."
"Och, daar zit wel wat in, maar ..."
Wat ik toen heb gezegd, zou ik ook tot u willen zeggen, die nog lacht om hel en hemel,tot u, die zich om de eeuwigheid niet bekommert
"Het lijkt wel een rekensommetje", maar bedenk dit wel: als de Bijbel ongelijk heeft, dan hebben wij Christenen ons voor niets vele dingen in dit leven ontzegd. Dan zijn we voor niets om de naam van Jezus bespot en veracht.
Als de Bijbel evenwel gelijk heeft, dan bent u voor eeuwig verloren. Als u dus zegt, dat met de dood alles uit is, dan moet u dat heel, heel zeker weten. Er staat te veel op 't spel! En zolang u 't niet weet, zoek dan! Zoek of u God ook vinden kunt. Lees in dat boek, dat beweert het Woord van God te zijn. Dat zelfde boek, de Bijbel, zegt: "Wie Mij zoeken, zullen Mij vinden."
En als u Hem vindt, gaat u 't licht op in de duisternis. Dan gelooft u niet aan God, hel en hemel, omdat het een eenvoudig rekensommetje of een risicoberekening is, want dat zou u toch niet baten. Maar dan wijkt alle twijfel van: "is er - of is er niet?" op zij. De zekerheid van de vergeving van al uw zonden, gegrond op de verzoeningsdood van Jezus Christus, daalt dan in uw hart. U weet dan dat u voor eeuwig behouden bent. Zolang u nog in twijfel leeft: Zoek dan. Zoek God en u zult Hem vinden.