Snel zoeken:
Als de wie-de-weerga naar Israël?

Joël 2:32
Betreft: Jl 2: 32

Vraag:
U stelt dat God zeer nauwkeurig is in zijn woordkeuze, maar neem nu Jl 2: 32. Wanneer deze uitspraak zo nauwkeurig (letterlijk) genomen moet worden, moeten wij dan als de wie-de-weerga naar Israël? Toch vast niet!?

Antwoord:
Even een opmerking vooraf. Met de uitspraak dat God nauwkeurig is in zijn woordkeus, is niet bedoeld dat alles wat in de Bijbel staat altijd 'letterlijk' genomen moet worden. Een voorbeeld: er staat in Mt.5: 29 dat als je rechteroog je tot zonde zou verleiden, je het moet uitrukken en van je werpen. Deze uitspraak is wel nauwkeurig, maar ze is niet letterlijk, maar geestelijk
bedoeld. Ander voorbeeld: In Jh.6: 27 staat, dat we niet moeten werken om de spijs die vergaat, maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven. Dat vers betekent echt niet dat we niet voor ons natje en droogje zouden moeten werken, dat blijkt wel duidelijk uit 2 Th 3.
De zin ervan is dat wij aan de geestelijke dingen de voorrang moeten geven, boven het zorgen voor kleding, voedsel en onderdak hier op aarde. Wat heeft het namelijk voor zin als je de hele wereld wint, maar je lijdt schade aan je ziel?!

Dat God zeer nauwkeurig is in zijn woordkeus is gezegd met het oog op een leerstellig betoog waar de ene keer sprake is van
'vaten van de toorn
tot het verderf toebereid' en de andere keer van 'vaten van de barmhartigheid, die Hij tevoren
tot heerlijkheid heeft bereid'. Hier wordt geen
beeldspraak gebruikt of iets van die aard.Wat dat betreft moeten we de tekst nemen zoals die er staat. maar er doet zich wel een ander zaak voor: het is een woord uit een profetisch boek van het Oude Testament en dan moeten we ons afvragen waar die profetie in zijn directe zin op slaat en vervolgens nagaan wat de toepassing voor ons is.
Welnu Joël spreekt in eerste instantie over de toekomst van het Joodse volk en dat met betrekking tot de 'dag des Heren'.
Dat Joodse volk is nu weer terug in het land van de vaderen en zal daar dagen van vervolging meemaken. Als dan de nood het hoogst is, zal de Heer wederkomen en zullen zijn voeten staan op de Olijfberg (zie Zc. 14). Voor de gelovige Joden zal er dan redding aanbreken als de Heer zijn Geest op hen uitstort. Dan zal letterlijk te Sion en te Jeruzalem ontkoming voor hen zijn. De volle vervulling van Joël moet nog komen.

Voor de Joden op de Pinksterdag was er heil en dat heil werd in Sion, in Jeruzalem openbaar. In principe werd de profetie van Joël vervuld. Het was echter een gedeeltelijke vervulling, want de dag des Heren brak niet aan en alles wat Joël nog meer voorzegd heeft, wacht nog op vervulling ( lees de hele profetie van Joël, s.v.p.`). We spreken dan ook van een vóórvervulling want de eindvervulling
komt nog.
Wij hoeven niet
naar Israël want het heil dat daar en toen is geopenbaard, is 'vanuit Jeruzalem' naar ons toegekomen.

Deze tekst doet dus niets af aan de stelling dat God nauwkeurig is in zijn woordkeus.