Snel zoeken:
Ongelovigen

Handelingen 20:29
Betreft: Hd 20: 29,30

Vraag:
Moeten we van de twee in deze verzen genoemde personen zeggen dat ze allen ongelovigen zijn?

Antwoord:
In veel gevallen waarbij sprake is van de verantwoordelijkheid van de mens moeten we de vraag niet stellen of we met ongelovigen te doen hebben, ja dan nee. Uiteindelijk kan alleen God in het hart kijken om te zien wat er mogelijk aan geloof aanwezig is. Wij hebben te maken met wat iemand doet, waarbij we natuurlijk het geheel van omstandigheden in het oog moeten houden. Neem b.v. het geval dat ik een man een jongetje zie slaan, ik ben dan geneigd die man van wreedheid te beschuldigen of iets dergelijks. Ik moet dan wel nagaan waarom hij dat kind slaat. Het kan namelijk de vader van het kind zijn, die zijn zoontje tot de orde roept omdat hij stout geweest is. Maar dat naargelaten, wij oordelen naar wat we zien en horen. We zijn daarvan afhankelijk.
Normaliter zal het bij de wrede wolven om ongelovigen gaan die de gemeente vervolgen. Maar dat wil niet zeggen dat er niet een enkeling bij kan zijn die wel een gelovige is, maar die in heel verkeerd gezelschap is geraakt of die totaal verblind is en gelovigen vervolgd omdat hij het met een bepaald gedrag of een bepaalde leer niet eens is. Denk aan de tijd van de afscheiding toen de hervormden zich keerden tegen de afgescheidenen.
In het geval van de mannen die uit het midden opstaan om discipelen achter zich af te trekken zal het nog eerder mogelijk zijn, dat een gelovige zoiets doet.
Maar zoals gezegd: de vraag of we met gelovigen te maken hebben of niet kunnen we beter buiten beschouwing laten. Het heeft alleen zin deze kwestie te berde te brengen in een geval als het volgende: iemand vervolgt de gemeente en men gaat hem verontschuldigen omdat hij toch een gelovige zou zijn. In dat geval heeft het zin op te merken, dat alle vervolgers en alle sectariërs niet per se ongelovigen behoeven te zijn.