Snel zoeken:
Wat is het verschil tussen lofzingen met mijn geest en lofzingen met mijn verstand?

1-Corinthiers 14:2
Betreft: 1 Ko 14: 2,14, 15

Vraag:
Wat is het verschil tussen lofzingen met mijn geest en lofzingen met mijn verstand?
Hoe kan mijn verstand onvruchtbaar blijven als ik in een tong bid?
Hoe kan ik met de geest en met het verstand bidden en zingen?
Heeft Rm 8: 26 hier ook wat mee te maken?

Antwoord:
Als iemand in een tong spreekt dan spreekt hij in een vreemde taal die hij niet heeft geleerd (zie Hd 2). Dat is dus een bovennatuurlijke werking van de Geest. Zelf verstaat de persoon niet wat hij zegt, want hij moet bidden om uitleg (vs. 5,13) of er moet een ander zijn die het uitlegt (vs. 27).
Wat hij spreekt is dus verborgen, de enige die het verstaat is God, de Gemeente wordt er niet door gesticht. Vergeleken bij profetie heeft het spreken in tongen of talen dus veel minder waarde. Dat is de les waarom het de apostel in 1 Ko 14 gaat.

Als nu iemand in een tong bidt dan bidt zijn geest. Er is een werking van de Heilige Geest die de geest van de persoon in werking zet, maar waarbij het verstand onvruchtbaar blijft. De persoon weet namelijk niet wat hij bidt. Hij kent de taal waarin hij bidt niet. Als iemand met zijn verstand bidt dan gaat het bidden niet buiten zijn besef, buiten zijn verstand om. Hij formuleert zelf zijn zinnen en weet wat hij zegt. Welnu, de apostel wil wel met de geest bidden, maar niet zonder dat zijn verstand is ingeschakeld.
Anderzijds wil hij niet zo met het verstand bidden, dat het enkel een verstandskwestie wordt. De Heilige Geest moet zijn inwerking hebben, maar niet op een zo bovennatuurlijke wijze dat in een vreemde taal gebeden wordt. Want dan kan niemand amen zeggen op een lofzegging (vs. 6).
In Rm 8 is helemaal geen sprake over tongentaal, bidden in tongen of iets van dien aard. Het bidden van de Geest voor ons is niet het bidden (enkel) met de geest van 1 Ko 14 dus het bidden in een vreemde taal waar het in dat hoofdstuk over gaat. Zoals Christus toen Hij op aarde was voor de zijnen pleitte, zo pleit de Geest die in ons woont voor ons. Die verzuchtingen van de Geest zijn onuitsprekelijk, ze worden ook niet uitgesproken. De Geest pleit in ons en voor ons en als wij dan maar heel gebrekkig bidden en niet weten wat we moeten vragen dan pleit de Geest en God weet wat de bedoeling van de Geest is. Onze gebrekkige gebeden, die soms van weinig inzicht getuigen worden als het ware goed vertaald.