Snel zoeken:
155 Flitsen uit het Mattheüsevangelie Mt 23:34-36

Mattheüs 23:34
Het bloed van Abel

Dit artikel heeft niet in ‘Genadeklanken’ gestaan. Ik voeg het hier toch maar toe aan de reeks van artikelen uit dat blad.

In Mattheüs 23 spreekt de Here Jezus een zevenvoudig ‘wee’ uit over de Joodse leiders van zijn tijd. In vers 34 zegt Hij dat ze de dienstknechten die Hij tot hen zendt zullen vervolgen en doden. Daarop laat Hij de volgende merkwaardige uitspraak volgen:
“opdat alle rechtvaardige bloed over u komt dat op de aarde is vergoten, van het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Barachia die u hebt vermoord tussen het tempelhuis en het altaar”.
Wie Abel is weten we wel, maar wie is de Zacharia die hier genoemd wordt? Wel hij was een profeet van God die - rond 800 voor Christus - op bevel van koning Joas van Juda werd gedood.

Maar nu zitten we met een probleem, want wat hebben de joodse leiders uit de dagen van Jezus te maken met een doodslag die eeuwen te voren door hun voorvaders was bedreven? Zij hadden die Zacharia toch niet gedood?! Met de dood van Abel - die plaatsvond in het prille begin van de mensheid hadden ze al helemaal niets te maken. Bovendien waren ze geen afstammelingen van Kaïn.
Inderdaad waren ze geen letterlijke zonen van Kaïn, maar wel geestelijke. In de Bijbel wordt geestelijke verwantschap met de betrekking zoon- vader aangeduid. Zo worden in het Nieuwe Testament de gelovigen zonen van Abraham genoemd (Galaten 3 vers 7,8)

In de wet staat dat God de ongerechtigheden van de vaders toerekent aan hun nageslacht, maar....alleen aan hen die dezelfde zonden als hun voorvaders begaan en daarin leven. Dat geldt echter niet alleen voor het letterlijk nageslacht,. maar ook voor het ‘geestelijk’ nageslacht. De Joodse leiders deden hetzelfde kwaad als Kaïn en op grond daarvan wordt het bloed van Abel ook van hun hand geëist.

Wel zaak dus om ons los te maken van de zonden van onze letterlijke voorvaders en van onze geestelijke idolen waarmee we ons vereenzelvigen. Daarbij moeten we ons met belijdenis van onze eigen zonde wenden tot God en geloven in de Heer Jezus die op het kruis voor zondaren gestorven is.