Snel zoeken:
420 jrg 139, 12-1996 Orders voor soldaten

Orders voor soldaten

In de bijbel wordt op enkele plaatsen het christen-leven vergeleken met dat van een soldaat. Het gaat dan om een paar vergelijkbare aspecten. Die vergelijking kan echter uitgebreid worden.

Aanmelden
Het begint ermee dat iemand beslist soldaat te worden. Vervolgens meldt hij zich aan. Daarop volgt een sollicitatiegesprek en een keuring. Bij een positieve uitslag van een gesprek en keuring wordt de betrokkene ingedeeld en ingeschreven bij een bepaald onderdeel.
Voor de christen geldt iets dergelijks. Iemand moet de beslissing nemen soldaat van Christus te willen worden. Van Gods kant gezien roept Hij ons daartoe op. Van de kant van de mens gezien is er de verantwoordelijkheid om aan die oproep gehoor te geven. In feite hebben we het nu over ‘bekering’. De overgave aan Christus is het startpunt van de christelijke ‘militaire loopbaan’.

Gehoorzaamheid
In het leger wordt gezag uitgeoefend en de soldaat heeft zich aan dat gezag te onderwerpen. De hoofdman die de hulp van Jezus inriep voor zijn zieke knecht heeft het zo uitgedrukt: ‘Want ook ik ben een mens onder gezag van anderen en heb soldaten onder mij; en ik zeg tot deze: ga, en hij gaat; en tot een ander: kom, en hij komt: en tot mijn slaaf: doe dit en hij doet het’.
Voor soldaten van Jezus Christus geldt hetzelfde. Ze staan onder zijn gezag en zijn Hem absolute gehoorzaamheid verschuldigd. Dat wil niet zeggen dat ze hun ‘persoonlijkheid’ zouden moeten uitschakelen. Als een militair tegen een meerdere zegt: ‘Ik dacht...’, dan heeft hij kans dat hij als antwoord krijgt: ‘In dienst heb je niets te denken, er wordt voor jou gedacht’. Zo is het niet in het leger van Jezus Christus. Onze Heer gebruikt ons met de kwaliteit die we hebben en schakelt nooit onze eigen verantwoordelijkheid uit. Hij wil ons vormen door ons in omstandigheden te brengen waarbij we moeten nadenken welke beslissingen we moeten nemen, in afhankelijkheid van Hem.

Het kennen van de regels
Het militaire leven wordt beheerst door regels. De militair moet die regels leren kennen en dat gebeurt tijdens zijn opleiding. Vervolgens heeft hij die regels in acht te nemen. Die hebben te maken met kleding en uitrusting, met het onderling verkeer in de kazerne, met marsorders, met militaire oefeningen, met verzorging en gebruik van wapens, met gedrag in geval van oorlog, enzovoort.
Het ‘handboek’ van de christen-soldaat is de Bijbel. Voor onze geestelijke strijd is het nodig dat handboek te kennen, steeds beter te leren kennen. We moeten weten welke regels voor welk aspect van het geestelijk leven gelden..

Geen luizenleven
Wie in militaire dienst gaat moet beseffen dat hem geen luizenleventje wacht en dat zeker niet in oorlogstijd. Het is oefenen en nog eens oefenen. Zware marsen, uitputtende veldoefeningen, bij nacht en ontij wachtlopen en daarbij voortdurend attent zijn. Kortom: als militair moet je ontbering willen lijden.
Daarop wijst de apostel de christen-soldaat Timoteüs: ‘Lijd mee verdrukking als een goed soldaat van Jezus Christus’ (2Tim. 2:3). Als christenen moeten we door geestelijke-praktische oefeningen gevormd worden. We moeten ons ervoor inzetten om geestelijk werk te verrichten.. Dat kan bestaan uit inspannende evangelisatie-acties of moeizame ziekenbezoeken om zieke strijders weer op te beuren, pastorale gesprekken met krijgsgevangenen van Satan om ze uit zijn occulte ‘handen’ te bevrijden. Je hebt christen-infantriesoldaten, maar ook christenen bij de ‘geneeskundige troepen’ en er zitten er bij de ‘luchtmacht’. Niet iedereen is voor alles bekwaam, maar daar waar we door de hemelse bevelhebber worden ingeschakeld moeten we inspanning willen leveren en ontbering willen lijden.

Doe je taak
Een militair heeft als taak militaire actie te voeren. Hij moet zich niet bezighouden met allerlei andere zaken die in het burgerleven van belang zijn, maar die hem belemmeren zich volledig als militair in te zetten.
Daarover schrijft Paulus ook aan Timoteüs en wel zo; ‘Niemand die als soldaat dient, wikkelt zich in de zorgen van het leven, opdat hij hem behaagt die hem in dienst genomen heeft’ (2Tim. 2:4). Voor een gewone militair is dat duidelijk, voor een christensoldaat is het iets moeilijker te bepalen wat dan niet onze taak is.
Het beginsel heeft de Heer Jezus eens in verband met discipelschap zo uitgedrukt: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar u, ga heen en verkondig het koninkrijk van God’. Maar wat dat voor onze praktijk inhoudt is iets lastiger te bepalen. Ik wil proberen het met een voorbeeld te verduidelijken. Als christen hebben we zorg te hebben voor het milieu, maar dat wil nog niet zeggen da we deel moet nemen aan acties van Green-Peace.

Kostje gekocht
Normaliter heeft ieder mens, de christen ook, te werken voor zijn natje en droogje. We moeten wel goed lezen wat er in 2Thess. 3:10 staat: ‘Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten’. Het kan door omstandigheden voorkomen, helaas, dat iemand geen werk kan krijgen, maar daar doelt deze tekst niet op. In militaire dienst is het zo dat de overheid voor je kostje zorgt. Je hoeft je niet af te vragen:’Wat zal ik nou eens eten vandaag?’ - je kunt je alleen afvragen: ‘Wat krijg ik te eten vandaag?’. Je kostje is gekocht, je hoeft je daar niet druk om te maken. Natuurlijk kan het gebeuren dat in een oorlog de ravitaillering in de knoop zit en je een poos honger moet lijden, maar dat hoort dan thuis onder het hoofdstuk ‘ontbering lijden’.
Paulus past dit beginsel toe op de arbeiders van de Heer, die als full-timers voor Hem werken. Zulke ‘soldaten’ in het evangelie mogen van het evangelie leven. Het is niet verboden ‘er wat bij te verdienen’, maar het is niet verplicht.
In feite mogen we allen rekenen op de goede zorg van onze hemelse Bevelhebber. Hij wil ons ons dagelijks brood geven. Laten we op Hem vertrouwen. En als het eens moeilijk og zelfs heel moeilijk wordt, laten we dan bidden om kracht om dit lijden te aanvaarden en te volharden.

Marsbevelen
Bij oefeningen, maar zeker als soldaten op veldtocht zijn, horen ze ach t te geven op de orders die ze van hogerhand krijgen. Die orders moeten duidelijk gegeven worden, want anders weten de soldaten niet wat ze moeten doen (vgl. 1Kor. 14:8). Dat is echter de verantwoordelijkheid van de bevelhebbers. De taak van de soldaat is: acht geven op de orders, goed luisteren, gehoorzamen.
Zo vinden we in de Schrift de oproep: ‘Hoor...’ (zie bijv. Jes. 55:2,3; Luk. 8:18).
Als er actie ondernomen moet worden dan hebben we te luisteren naar het bevel: ‘opstellen’. We moeten ons inzetten voor het werk. Vervolgens het commando: ‘voorwaarts, mars’ . We begeven ons naar het ‘strijdperk’
Zijn we een verkeerde weg ingeslagen, dan worden we teruggeroepen met: ‘rechtsomkeert’ en moeten we ons laten corrigeren en terugkeren.
Zijn we misschien gedeserteerd? Dan rap terug,de tucht aanvaarden en daarna opnieuw beginnen met trouwe toewijding.
Is er haast vereist? Dan een snel-mars, tempo verhogen. Maria reisde met haast naar het gebergte (Luk. 1:39). Paulus moest met haast Jeruzalem verlaten (Hand. 22:18).

Geestelijke wapen In oude tijden droeg een soldaat een wapenrusting. Hij moest leren zich daarin te bewegen.
Christenen hebben ook een wapenrusting (zie Ef. 6:10-20),niet een letterlijke maar een figuurlijke, niet een vleselijke, maar een geestelijke. Bij David vinden we dat hij niet kon strijden in de wapenrusting van Saul. Vrij toegepast op ons: wij kunnen ons niet bewegen in de uitrusting van de wereld, van het vlees.
Een soldaat moet met diverse soorten wapens kunnen omgaan. Dat vereist oefening. Als christenen hebben we eigenlijk maar één aanvalswapen: het zwaard van de Geest, het woord van God. Met dat zwaard moeten we leren omgaan. We moeten het lezen en de lessen eruit ter harte nemen, zodat we de vijand met ’er staat geschreven’ kunnen verslaan.
We hebben geen vleselijke wapens, maar geestelijke, zegt Paulus in 2Kor.10:3,4. Onze wapens en onze wijze van strijden zijn niet werelds en mogen dat niet zijn. Een oorlog tussen volkeren is nooit ‘schoon’, maar het maakt wel uit of er gemarteld wordt of er oorlogsmisdaden plaatsvinden, of dat er huichelachtig een moord gepleegd wordt: denk aan Joab die Abner vermoordde. Op geestelijk gebied moet gestreden worden, maar dat moet wel een ‘schone’ oorlog zijn. Christenen mogen niet op een vleselijke manier strijden: anderen monddood maken, op de man spelen, anonieme brieven schrijven, geestelijke terreur uitoefenen, of iets van die aard.


Niet bang zijn
Soldaten moeten het gevaar onder ogen zien. Er wordt van hen geen overmoed, maar wel moed verwacht. Zo is het ook met de christen-soldaat. Uit onszelf zijn we niet zo moedig, zelfs een soldaat als Paulus kende zwakke momenten. Maar God wil ons kracht geven en tientallen malen vinden we in de Schrift de uitdrukking ‘Vrees niet’ of ‘Wees niet bang’ (zie o.a. Hand. 27:24).

De overwinning staat vast
Daar komt bij dat de overwinning voor ons vaststaat. Onze Opperbevelhebber heeft de wereld overwonnen (Joh.16:33) en Hij garandeert ook ons de overwinning (1Joh. 5:4).
Het geloof overwint de vrees en overwint de wereld (Luk.8:50; 1Joh. 5:5). En als we de satan weerstaan dan zal hij van ons wegvluchten (Jak. 4:7; 1Petr.5:9). Straks zal de volle overwinning gezien worden. Dan gaat Jezus Christus als de grote Melchizedek de vermoeide krijgers tegemoet en overlaadt Hij hen met Zijn zegeningen (zie Gen. 14: 18-20).