Snel zoeken:
315 jrg 130, 06-1987 De betekenis van het offer van Jezus Christus (1)

DE BETEKENIS VAN HET OFFER VAN JEZUS CHRISTUS OP HET KRUIS (1)

Wat heeft voorrang?
Vraagt men aan orthodoxe christenen waarom de Heer Jezus Christus op het kruis gestorven is, dan krijg je in negen van de tien gevallen ten antwoord: ‘Om zondaren te kunnen redden’. Nu is het ontegenzeglijk waar, dat Jezus Christus voor ons verloren mensen in de dood gegaan is en het oordeel van God voor ons heft ondergaan. En wat een reden tot blijdschap en dankbaarheid is dat! Maar de vraag is of dat het enige - en voornaamste doel van zijn offer was.
Hetzelfde kunnen we zeggen van het avondmaal. Op de vraag waarvoor het avondmaal dient geeft men in de regel als antwoord: ‘Ter versterking van ons geloof’. En het is eveneens waar dat ons geloof gesterkt wordt als we met een dankbaar en gelukkig hart deel hebben aan het avondmaal. De vraag is echter of dat het (hoofd)doel is. Het moet ons toch wel iets zeggen, dat de Heer Jezus bij de instelling van het avondmaal niet gezegd heeft: ‘Doet dit tot versterking van uw geloof’, maar ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’. Uit onszelf zijn wij egocentrisch, ik-gericht; en ook na onze bekering hebben we er nog de grootste moeite mee om de geestelijke zaken niet in eerste instantie vragen: ‘Welk belang heb ik daarbij?’, maar ‘Wat is het belang voor God en voor Christus?!’.
Het is typerend dat een zeer orthodoxe predikant nog onlangs van het avondmaal schreef: ‘Ik mag ontvangen, en daar komt het op aan’ - alsof wat wij ontvangen vóórgaat bóven wat Christus ontvangt!

De gevolgen van de zondeval
Om de veelomvattende betekenis van het werk van de Heer Jezus Christus te begrijpen, moeten we eerst stilstaan bij de zeer ernstige gevolgen van de zondeval. Deze daad van ongehoorzaamheid heeft namelijk in drie opzichten treurige gevolgen gehad:
a. Voor God, want Gods eer werd erdoor aangetast. Satan diende bij de mens een motie van wantrouwen tegen God in. God zou de mens hebben verboden om van de boom van kennis van goed en kwaad te eten omdat de mens anders God gelijk zou zijn. God zou de mens dus iets heel moois onthouden, en dat uit eigen belang; Hij zou geen concurrentie dulden! En de mens luisterde naar Satan en liet het zaad van hoogmoed in zijn hart ontkiemen. De ongehoorzaamheid van het schepsel betekende een ontering van en en smaad voor God, de Schepper.
b. Voor de mens, want hij werd een slaaf van de zonde, een slaaf van Satan en een prooi van de dood. De toestand van de mens, gescheiden van God, de Bron van leven en geluk, werd uiterst treurig.
C. Voor de schepping, want de smet van de zonde kwam erop te liggen en de doem van de vergankelijkheid en het verderf.

Het belang van het werk van Christus
Christus kwam om te herstellen wat de mens bedorven had. En we kunnen zeggen: heerlijker te herstellen dan het geweest was. In overeenstemming met de gevolgen van de zondeval is het werk van Christus van belang voor God, voor de mens en voor de schepping. Wat het belang voor de mens betreft kunnen we onderscheiden het belang voor de mens in het algemeen en het belang voor de uitverkorenen van God in het bijzonder. We zullen deze aspecten nader uitwerken.

De betekenis van het werk van Christus voor God
Heeft de eerste mens God door zijn ongehoorzaamheid en zijn ontrouw de eer onthouden die Hem toekwam, ja zelfs zijn Schepper onteerd, de tweede Mens heeft door zijn gehoorzaamheid, tot in de dood, God verheerlijkt.
Maar er is meer. Dat Satan een leugenaar was, was al gebleken uit de gevolgen van de zondeval. Zeker, Adam en Eva leerden nu het goed en het kwaad kennen; ze stonden echter niet boven het kwaad, maar werden er slaaf van. Maar daarmee was de valse beschuldiging, de motie van wantrouwen nog niet weerlegd. De mens zou de gevolgen van de zondeval op rekening van God kunnen schuiven en de praktijk laat zien dat dat ook inderdaad gebeurt. Welnu, God liet zien, dat Hij met de mens het beste vóór had. In plaats van hem zijn verdiende loon te geven en hem direct te oordelen, laat God de mens bestaan en schenkt Hij hem het vooruitzicht van een Verlosser die de macht van Satan te niet zou doen. En deze Verlosser zou Gods eigen Zoon zijn. Gods grote liefde en barmhartigheid kwamen uit in de gave van zijn Zoon. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Joh.3:16).
Door het kruis is echter niet alleen Gods grote liefde openbaar geworden, maar ook zijn heiligheid, zijn gerechtigheid, zijn macht en zijn majesteit. Wat de schepping, hoe geweldig die ook was, niet kon openbaren, openbaarde het kruis. Heel Gods volmaaktheid kwam erdoor aan het licht. Christus heeft in zijn leven en door zijn sterven God verheerlijkt op een wijze zoals de schepping het niet kon doen en Adam en Eva in het paradijs het ook niet konden.
Deze verheerlijking van God stond bij de Heer Jezus voorop. En aan het eind van zijn loopbaan, stelt Hij Zich als het ware achter het kruis en kon Hij zeggen: ‘Ik heb U verheerlijkt op de aarde, terwijl Ik het het werk voleindigd dat U Mij te doen hebt gegeven’ (Joh.17:4). En in dezelfde zin getuigt Christus: ‘Nu is de Zoon des Mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt’ (Joh.13:31). Om die verheerlijking had de Heer gebeden met de woorden: ‘Vader, verheerlijk uw naam’ (Joh.12:28).
De Heer Jezus is gehoorzaam geweest tot in de dood. Dat Hij zó gehoorzaam was strekte tot verheerlijking van God. Maar er is méér: het verzoeningswerk zelf, dat Hij volbracht, openbaarde Gods heerlijkheid.
Door de zondeval is de zonde (d.w.z. de zondemacht) in de wereld ingebracht en zijn de zonden(d.w.z. de zondige daden) opgestapeld. Dat is een aanfluiting voor God. God zou deze macht moeten oordelen en uitroeien en de zonden vragen om straf. Gods heiligheid en gerechtigheid vragen daarom. Welnu, Christus is op het kruis tot zonde gemaakt en de zondemacht is inderdaad in Hem geoordeeld (2Kor.5:21 en Rom.8:3). En Christus is het zoenoffer geworden ten behoeve van de zonden. Met het oog op het kruiswerk dat volbracht zou worden, kon God de mens en zijn kwaad verdragen (Rom.3::25) in plaats van hem direct te straffen en te oordelen. Gods heiligheid kwam openbaar doordat Hij de zonden niet door de vingers zag of ze oogluikend tolereerde. Neen, Hij oordeelde ze en verliet zijn Zoon in de drie uren van duisternis. Ook werd zijn gerechtigheid verheerlijkt doordat Hij op rechtmatige wijze met de zonden handelde en een oplossing bracht voor het probleem van de zonde.
Bij de betekenis van het kruis zou ook nog vermeld kunnen worden dat het kruis een geweldige betekenis heeft voort Jezus Christus Zelf. Op grond van zijn werk heeft de Here Jezus als de verheerlijkt Mens een naam gekregen die boven alle naam is. En eenmaal zal alle knie zich in de naam van Jezus buigen. Dan zullen alle dingen in hemel en op aarde aan Hem onderworpen worden en zal Hij op het hoogst verheerlijkt en verheven worden. God zal zijn Zoon, de verachte kruiseling van Golgotha, verheerlijken zoals geen mens verheerlijkt is. En dat als gevolg van het kruis!

De betekenis van de dood van Jezus Christus voor de mensen
Het eerste gevolg van het werk van Christus met betrekking tot de mensen hebben we al aangeduid. Het bestaat daarin dat God de mensheid in haar ongerechtigheid en vijandschap verdraagt. Had Christus niet in ‘de volheid van de tijd’ het offer gebracht, dan had God de wereld moeten oordelen, zoals destijds door de zondvloed. Vooruitziende op het kruis heeft God de zonden doe vóór het kruis bedreven zijn, in lankmoedigheid verdragen en nú verdraagt hij de zonden terúgziende op het offer van zijn Zoon. God openbaart een rijkdom van goedertierenheid, lankmoedigheid en verdraagzaamheid (vgl. Rom.2:4). En de goedertierenheid van God heeft ten doel de mensen tot bekering te leiden. Dat doel geldt alle mensen. Rom.2:1 handelt immers over de mens in het algemeen en vers vier sluit daarbij aan. Ook het vijfde vers laat zien dat God met zijn goedertierenheid alle menen op het oog heeft. God verwerpt de mens niet omdat Hij hem daartoe voorbestemd zou hebben. Nee, de mens die de rijkdom van Gods goedertierenheid veracht, hoopt voor zichzélf toorn op en maakt dat God hem moet verwerpen.
Het bovenstaande wordt ondersteunt door de volgende uitspraken van de Schrift:

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder, die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft’(Joh.3:16).
In deze tekst staat niet dat God de uitverkorenen heeft liefgehad, of de Gemeente, nee, er is uitdrukkelijk sprake van de liefde van God voor de wereld. Voor de wereld gaf God zijn Zoon. Het is wrikken aan de Schrift als we het begrip ‘wereld’ in deze tekst beperken tot het geheel van de gelovigen. Het effect van de overgave valt echter alleen hun ten deel die geloven. Het tweede deel van de tekst luidt immers: ‘opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft’ ... en dat is puur individueel.

‘Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou oordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden’ (Joh.3:17). Ook hier zien we dat het doel van de zending van Jezus Christus de hele wereld geldt. Want dat betreft is er geen beperking. Wat het uiteindelijk resultaat van de zending betreft is er wél een beperking voor de mens. Het behoud valt alleen hun die geloven ten deel.

‘Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees dat Ik zal geven voor het leven van de wereld H’ (Joh.6:51).
Opnieuw zien we dat de strekkingvan het werk van Christus wereldwijd is. Het effect is echter beperkt tot hen die ‘het vlees van de Zoon des Mensen eten’ dat wil zeggen tot hen die geloven in Christus die zijn leven heeft gegeven tot hun redding.

Rom.2:4,5 is al besproken, en het op Rom.3:22 ‘gerechtigheid van God door geloof in Jezus Christus tot allen en over allen die geloven’ gebaseerde argument - hoewel vaak aangevoerd - is aanvechtbaar omdat diverse handschriften hier slechts ‘tot allen die geloven’ hebben.

‘Zoals het dus door één overtreding tot alle mensen tot veroordeling [strekt], zo ook [strekt] het door een gerechtigheid tot alle mensen tot [de] rechtvaardiging van [het] leven’ (Rom.5:18).
De ‘ene overtreding’ waarmee dit vers begint, ziet op de ongehoorzaamheid van Adam. De gevolgen daarvan strekken zich úit tot alle mensen, zonder onderscheid. De ‘ene gerechtigheid’ ziet op het werk van Jezus Christus, dat aan het recht van God beantwoordt. En van deze daad van Christus, dat aan het recht van God beantwoordt. En van deze daad van Christus wordt precies hetzelfde gezegd als van de ene daad van ongerechtigheid van Adam. Ook die daad richt zich tot (strekt zich uit tot) alle mensen. Vers 18 spreekt echter niet over de uitwerking voor of in de mens. Daarover gaat het wel in het volgende vers, en het is zeer opmerkelijk, maar volkomen in overeenstemming met wat de Schrift op andere plaatsen leert, dat in vers 19 ‘allen’ is vervangen door ‘de velen’. Zij die de alverzoening voorstaan, beroepen zich vaak op deze beide teksten. Hun beroep is echter ongegrond . Heel bewust wordt in vers 18 de ene daad van Adam zowel als van Christus in relatie gebracht met alle mensen. Even bewust echter wordt in vers 19 niet over allen, maar over ‘de velen’ gesproken. Hier wordt niet tweemaal iets gezegd over alle mensen, maar hier wordt iets gezegd over twee verschillende families of geslachten, namelijk enerzijds ‘de velen’ die vallen onder de oude Adam en anderzijds ‘de velen’ die vallen onder de nieuwe Adam, dat zijn dus de gelovigen. Het uiteindelijk effect van de ene daad van gerechtigheid geldt alleen hen die geloven. Zij die de alverzoening leren, gaan fout doordat ze ‘de velen’ van vers 19 gelijkstellen met de ‘allen’ van vers 18; vele calvinisten maken een zelfde soort fout doordat ze de ‘allen’ van vers 18 reduceren tot ‘de velen’ van vers 19.