Snel zoeken:
414 Zacharia blz 28-35

Meehelpen ten kwade
De tuchtiging door de volken was door de Heer bedoeld om Israël tot inkeer te brengen en kan dus als ‘meehelpen’ beschouwd worden, maar de volken gingen onbarmhartig tegen Gods volk te keer en zo werd het een ‘meehelpen ten kwade’131. Deze onbarmhartige handelwijze met zijn volk ging de Heer aan het hart, Hij voelde hun leed als het ware zelf132.

Het spannen van het meetsnoer
Een meetriet, meetsnoer of meetroede dient uiteraard om de maat te nemen. Dat kan in gunstige zin zijn om de grootte van een stuk land133 of van een bebouwing aan te geven of de grootte van een gebouw of voorwerp te beschrijven134. Het kan ook in ongunstige zin bedoeld zijn, zoals in 2Kn21:13, Js34:11; Kl2:8 waar het gaat om de mate van verwoesting te beschrijven. In Op11:1heeft het meten van de tempel een positieve zin: God claimt als het ware de tempel voor Zichzelf en voor hen die er aanbidden. Het niet meten van de voorhof heeft een negatieve betekenis: God geeft die plaats over aan de heidenen of volken.

Jeruzalem en Sion
Het is opmerkelijk hoe vaak de naam Jeruzalem in dit betrekkelijk kleine boek genoemd wordt135. Jeruzalem staat voor heel het volk. Het is de stad waar God zijn naam gevestigd heeft en waar Hij woont136. Deze stad wordt voor het eerst genoemd in Gn14 en dan aangeduid als Salem, wat ‘vrede’ betekent. In later tijd komen we de naam Jebus tegen137. De betekenis van die naam wordt weergegeven als ‘vertreden’, ‘neergetreden’, ‘vastgetreden’ of als ‘vaste plaats’. David verovert de stad met de bijhorende burcht, die daarna de naam ‘Stad Davids’ krijgt. Deze grenst aan het Kidrondal. Het gedeelte tussen het Kedrondal, het Tyropeiondal en de Tempelberg heette oorspronkelijk Sion. Nu wordt dat Ofel genoemd. Daar lag de oude stad die door David op de Jebusieten werd veroverd en waar David begraven werd. Later trok de bevolking naar het zuid-westen van de stad. Ze namen de naam Sion mee en gaven die aan een berg in dit zuidwestelijk stadsdeel. Ook duidden ze daar ten onrechte een graf aan als het graf van David138 . Het is mogelijk dat de burcht die David veroverde al Sion heette, want Sion betekent volgens sommige uitleggers ‘burcht’139.
Geestelijk verbindt men aan de naam Sion het begrip ‘genade’. Men denkt er dan aan, dat God toen Israël in een hopeloze toestand verkeerde en de ark in de hand van de vijanden was geweest, deze ark door David liet brengen naar de Stad Davids140. In de Schrift wordt Sion vaak vereenzelvigd met Jeruzalem

Gods verkiezing.
Gods verkiezing heeft niet te maken met verdienste van Israël, maar met Gods liefde voor het volk en de trouw van de Heer aan de eed die Hij aan hun vaderen gezworen had 141. De verzekering van Gods verkiezing wordt herhaald in 2:12 en 3:2142.

Jeruzalem is Jeruzalem.
Het zij nog eens herhaald dat als God in deze profetie over Jeruzalem spreekt het aardse Jeruzalem is bedoeld. Het gaat niet aan de oordelen letterlijk op deze stad te laten slaan en de heilsprofetieën op de gemeente of het hemelse Jeruzalem te betrekken.

Verplaatst in het verleden
Er is een opvatting dat Zacharia in dit eerste visioen verplaatst wordt naar de tijd vóór de terugkeer uit de ballingschap. De rust van de aarde waarover vers 11 spreekt zou dan zien op de rust die er heerste in de laatste tijd van de Babylonische periode. Een dergelijke verplaatsing in het verleden is niet ongewoon, we vinden die ook in Op12:1-5. Of dat hier echter het geval is, wagen we te betwijfelen.

Vragen bij hoofdstuk 1:7-17
1.Probeert u het verschil aan te geven tussen een visioen en een droom. Wat kan volgens Pred. 5:2 de oorzaak van onze dromen zijn, zie ook vers 6? Wat kunnen we van zulke dromen (af)leren?
2. Zacharia schaamt zich niet om een vraag te stellen. Waarom schamen wij ons vaak wel om dat te doen?
3. Net als in de tijd van Zacharia valt er ook in onze tijd soms weinig van het werk van God met deze wereld te bekennen. De toestand van de wereld wordt steeds slechter en met de Gemeente van Jezus Christus gaat het ook niet zo best. Welke bemoediging kunnen we dan uit de hier behandelde teksten putten?
4. Wat is het verschil tussen de toorn van God die over Israël kwam en de handelwijze van de volken die Israël verdrukten?
5. In de terugkeer van Israël naar het land en de stichting van de staat Israël kunnen we zeker de hand van God zien. Maar is dit de vervulling van de heilsprofetieën waar Jesaja, Jeremia e.a. over spraken? Zo nee, geef aan waarom niet.
6. Ga bij uzelf na of u iets kunt aanvoelen van Gods erbarming over zijn volk Israël? En hoe bekijkt u de toestand van de Kerk: zegt die u niets? ; hebt u enkel kritiek? ; hebt u er zorg over?; doet die toestand u verdriet?; bidt u om een opleving?
7. In Zc1:17; 2:12; 3:2 is sprake van de verkiezing van Jeruzalem. Wat houdt die verkiezing in? In Ef1:3 is sprake van de verkiezing van de gelovigen in deze tijd. Wat houdt die verkiezing in? Vindt u troost in het leerstuk van de verkiezing. Zo ja, welke?


Het tweede gezicht: vier horens en vier smeden
Hoofdstuk 1:18-21

En ik sloeg mijn ogen op en ik zag toe, en zie, vier horens. Toen vroeg ik de engel die met mij sprak: Wat betekent dit? Hij zeide daarop tot mij: Dit zijn de horens die Juda, Israel en Jeruzalem verstrooid hebben. Vervolgens deed de Here mij vier smeden zien. Toen vroeg ik: Wat komen dezen doen? En hij zeide: Dat waren dus de horens die Juda zo verstrooid hebben, dat niemand zijn hoofd kon opheffen; maar zij zijn gekomen om hen te verschrikken, om neer te slaan de horens van de volken, die hun horen hebben verheven tegen het land Juda, om het te verstrooien.

* Dit gedeelte gaat over:
- het zien van een viertal horens; de vraag naar en de uitleg van de betekenis van de horens;
- het gezicht van een viertal smeden en de vraag naar hun optreden;
- het antwoord op die vraag.

Zonder verdere inleiding -tenzij vers 17 als zodanig moet worden opgevat- vertelt Zacharia dat hij zijn ogen opsloeg143 en vier horens zag. Op zijn vraag aan de begeleidingsengel144 wat die horens te betekenen hebben, krijgt hij ten antwoord dat het de machten voorstellen die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben145. Er staat niet bij waar de vier horens aan vast zitten als ze tenminste ergens aan vast zitten. De aandacht wordt dus uitsluitend op de horens gericht. Het getal vier slaat vaak op de vier windstreken van de aarde146 en is dan een voorstelling van het hele aardrijk. In dit geval is het wel zeer aannemelijk om te denken aan de vier rijken die het volk Israël hebben verstrooid. Te denken valt dan aan de vier wereldrijken waarover Dn. 2 en 7 spreken. Uiteraard is het Babylonische rijk verantwoordelijk voor de verstrooiïng, maar de drie volgende rijken namen de erfenis van Babel om zo te zeggen over en droegen hun steentje bij aan de verdere verstrooiing van het volk onder de volken. Denk eraan dat de vier rijken in Dn2 als één beeld gezien worden. De horens zijn een symbool van kracht, de kracht van de vier rijken.
Van de Weert denkt aan Assyrië en Babel met ook Egypte en Syrië147 en die gedachte is ook zo gek nog niet. In ieder geval slaat het visioen op de macht van de volken die zich aan het volk van God vergrepen hebben.

Dit tweede gezicht is eigenlijk een dubbel visioen of een visioen in twee stadia, want nu wordt de aandacht van de profeet door God gericht op vier smeden. Op de vraag van Zacharia herhaalt de engel nog even dat de horens verantwoordelijk zijn voor de verstrooiing van het volk en dat geldt bijzonder Juda, het tweestammenrijk. Die verstrooiing ging uiteraard met verdrukking gepaard. Dat wordt verwoord met de woorden dat niemand zijn hoofd kon opheffen. Die woorden betekenen tevens dat er geen mogelijkheid was het juk af te werpen. Maar dan geeft de engel antwoord op de vraag van Zacharia en zegt dat de smeden gekomen zijn om die vier horens -die dus de macht van de de volken symboliseren- te verschrikken en hun macht neer te slaan148.
Dat is een geweldig troostrijke boodschap voor Sion en Jeruzalem (zie vs.17). God laat zijn volk niet in de steek er komt een eind aan de verdrukking. De Heer zal de tegenstanders op wie hij vertoornd is (vs 15) ten onder brengen. Welke middelen Hij daartoe gebruikt staat er niet bij. Het kunnen engelenmachten zijn, natuurkrachten of onderlinge verdeeldheid. De nadruk ligt echter niet op het ‘hoe’ van het gebeuren, maar op het ‘feit’ van het gebeuren en dat feit staat vast.

De ogen opslaan
Dit ziet niet op een letterlijk opslaan van de ogen, dus op een kijken naar iets in de omgeving van Zacharia, maar op het visionaire zien149. De profeet richt zijn aandacht op dat wat hem in een visioen voorgesteld wordt.

Horens
Een horen is een wapen van een dier waarmee het macht kan uitoefenen of zich kan verdedigen. Normaliter wordt het woord dan ook gebruikt om dit aan te geven 150. Daarnaast wordt een horen (uiteraard van een gedood dier) gebruikt om hem te vullen, bijvoorbeeld met olie, om iets of iemand te zalven. Dan is het een symbool van zegen en welvaart151. Ook kan een horen dienst doen als muziekinstrument. In ons schriftgedeelte gaat het om horens als teken van macht.

De vier wereldrijken of omliggende volken
We komen nog even terug op de vraag welke volken door de vier horens worden voorgesteld. Als we daarbij denken aan de vier wereldrijken die ons in Dn7 worden voorgesteld, zitten we met de moeilijkheid dat hier gesproken wordt over ‘verstrooid hebben’. Maar twee van deze rijken waren in de tijd van Zacharia nog toekomstig. Er zijn dan ook uitleggers die net als bij 1:15 denken aan de omliggende volken zoals de Moabieten, Edomieten, Ammonieten en anderen152. Ridderbos vervaagt de zin door aan de volkerenwereld in het algemeen te denken153. Hij laat het getal vier op de vier windstreken slaan en voert daarvoor Dn8: 8 aan.
Het feit dat hier in de voltooide tijd gesproken wordt, zegt m.i. niet alles. De vier wereldrijken van Dn7 worden in Dn2, zoals gezegd, namelijk voorgesteld als één beeld. In het rijk van Babel zijn ze als het ware alle vier begrepen en verantwoordelijk voor de verstrooiing van het volk. Daarbij komt nog dat het uiteindelijke oordeel over deze horens in de toekomst voltrokken wordt.
In Dn8:8 worden weliswaar4 horens genoemd waarmee de vier rijken zijn bedoeld waarin het rijk van Alexander de Gote zou uiteenvallen. Deze rijken zijn hier niet bedoeld, want die kwamen pas veel later op, wel zijn ze begrepen in de geschiedenis van het derde wereldrijk, namelijk het Griekse waar ze een opnderdeel van zijn. Dn. 8:8 kunnen we alleen aanvoeren als bewijs dat horens een voorstelling van rijken kunnen zijn.

Smeden
Het woord met smid vertaald kan zien op een bewerker van hout, steen of ijzer. Hier zal het gaan om een werkman in ijzer154, dus om een smid. Normaal bestaat het werk van een smid in construeren van iets nieuws of het reparen van iets dat kapot is, maar daarvoor zal hij soms ook bepaalde zaken eerst moeten ‘afbreken’. In dit geval gaat het om een dergelijk negatief werk.
De vraag is natuurlijk of we bij deze vier smeden ook aan vier machten moeten denken die we dan op de een of andere manier zouden moeten duiden. Als we onder de vier horens de vier wereldrijken verstaan, dan vereist de analogie dat we vier historische machten kunnen aanwijzen of een poging daartoe wagen, die dit oordeel volbracht hebben of. Eerlijk gezegd plaatst ons dat voor een moeilijkheid want de vier wereldrijken worden niet door andere aardse machten ten ondergebracht maar door de ‘steen’ zonder mensenhanden afgehouwen (Dn 2) of door het oordeel Gods(Dn7). Hoogstens kunnen we zeggen dat elk van de drie rijken die op Babel volgen het voorafgaande rijk ten onder heeft gebracht155 en dat tenslotte het eindoordeel door de steen wordt voltrokken. Net deze oplossing verbreken we dan evenwel de gedachte dat de vier wereldrijken door het beeld van Dn2 als een eenheid worden voorgesteld. Een erg elegante oplossing voor het probleem van de vier smeden is dit dus niet.
Op zichzelf is het een feit feit dat God het oordeel door andere volken kan laten uitvoeren, we zien dat bijvoorbeeld in Ez21:28-31 waar het gaat over het oordeel dat de Ammonieten zal treffen.
Bultema vermeldt dat sommigen bij de vier smeden denken aan Darius Hystaspis, Mordechaï, Nehemia en Matthathias (de Maccabeeër) omdat deze de joden geholpen hebben. Hij acht dit terecht een miskenning van het karakter van de profetie want deze weldoeners hebben de macht van de volkeren niet verbroken156.
Lok merkt op dat de horens zo maar te zien zijn, maar dat dit met de smeden niet zo eenvoudig zat157. Een gedachte om te overwegen!
Terugkomend op de gedachte van Van de Weerd kunnen we stellen dat Assyrië, Babylon, Egypte en Syrië wel degelijk door God getuchtigd zijn. Gezien in het licht van het hele boek Zacharia lijkt de tekst (welke voorvervulling er ooik mag geweest zijn) uiteindelijk te zien op het oordeel dat God in de eindtijd over de volken zal brengen die zich tegen Israël gekeerd hebben.

Hoofd opheffen
Dit kan zien op het beeld van iemand die onder de voet getreden is en op de grond ligt zonder dat hij zijn hoofd kan optillen. In symbolische taal ziet het op onderworpenheid waartegen geen opstand mogelijk is158.

Juda,Israël en Jeruzalem
De combinatie van Juda en Jeruzalem is geen probleem, want Jeruzalem als hoofdstad van Juda versterkt de uitspraak alleen maar. Er staat echter Israël tussen en als Juda en Israël apart genoemd worden, wordt met Israël heel vaak gedoeld op het tienstammenrijk. Het ligt echter niet erg in de lijn dat dat hier ook de bedoeling is. Onmogelijk is het echter niet, maar aannemelijker is dat deze naam net zo goed slaat op Juda, maar dan om zijn symbolische waarde, vorst Gods, vermeld wordt.


Het derde gezicht: de man met het meetsnoer
Hoofdstuk 2:1-5

En ik sloeg mijn ogen op159 en ik zag toe, en zie, een man met een meetsnoer in de hand. Toen vroeg ik: Waar gaat gij heen? En hij antwoordde mij: Ik ga Jeruzalem opmeten en zien hoe groot zijn breedte en lengte zal zijn160. En zie, toen de engel die met mij sprak, naar voren trad, ging een andere engel hem tegemoet,tot wie hij zeide: Snel heen, spreek tot die jongeling: als een open plaats zal Jeruzalem daar liggen vanwege de menigte van mensen en vee daarin. En Ik zelf, luidt het woord des Heren, zal haar een vurige muur zijn rondom en heerlijkheid binnen in haar.

* Het derde gezicht gaat over:
- een man met een meetsnoer die opdracht krijgt Jeruzalem op te meten;
- de opdracht van een ander engel gericht aan de ‘begeleidingsengel’ en bestemd voor Zacharia;
- de beschrijving van de toekomstige toestand van Jeruzalem.

Dit visioen bouwt duidelijk voort op de mededeling in het eerste visoen gegeven, dat het meetsnoer over Jeruzalem zal worden gespannen, want Zacharia ziet nu een man met een meetsnoer en vraagt -kennelijk aan de man met het meetsnoer- wat hij gaat doen. Het antwoord is vertroostend en hoopvol want de man gaat Jeruzalem opmeten om te zien (of: om aan te geven) hoe groot de breedte en de lengte van de stad zal zijn. Jeruzalem zal dus herbouwd worden.
Bij die mededeling blijft het niet, want een andere engel verschijnt en geeft de begeleidingsengel de opdracht om aan Zacharia te zeggen, dat Jeruzalem er als een open plaats zal bijliggen. Dat duidt op uitbreiding. Geen muren zullen de omtrek van de stad bepalen. Nee, er is naar alle kanten uitbreiding vanwege de hoeveelheid mensen en vee die de stad zullen bevolken.
Een open stad is echter onbeveiligd, want de beschermende muur ontbreekt. Met Jeruzalem zal dat niet het geval zijn, want de Heer zelf is als een vurige muur voor de stad161. Geweldig is dat! Maar er is niet alleen goddelijke bescherming naar buiten toe, Hij, de Heer, is binnen de stad heerlijkheid162. Zijn heerlijkheid zal Jeruzalem weer versieren en kenmerken. Dit zijn inderdaad - om met 1:13 te spreken- goede en troostrijke woorden.

De man met het meetsnoer
Er wordt niet gezegd wie die man is. De gedachte dat hij dezelfde is als de Engel des Heren vindt nergens steun in de tekst. Bultema is deze gedachte wel toegedaan en beroep zich daartoe op Ez.40:3, 41 en 42163. We achten zijn beroep echter niet overtuigend, we doen het beste te denken aan een engel die verder geen vermeldenswaardige positie bekleedt.

Funktie van een meetsnoer
Een meetsnoer dient zoals bij 1:16 aangegeven uiteraard om te meten en dat kan betreffen het uitmeten van het grondvlak van een huis of een gebouw of zoals in dit geval het uitmeten van een stad. Ook kan het betreffen het uitmeten van een stuk land164. Volgens Van der Woude slaat het hier gebruikte woord daarop165. Het gaat dus om het meten van het grondgebied dat Jeruzalem zal innemen. De uitspraak: ‘De meetsnoeren vielen mij in lieflijke dreven’ (Ps16:6) ziet op het ontvangen van een gunstig erfdeel.

Toekomstige grootte van Jeruzalem
Het feit op zichzelf dat gesproken wordt over de grootte, de breedte en de lengte geeft al aan, dat Jeruzalem uitgestrekt zal zijn. Dat wordt bevestigd door de verkaring dat het een ‘open’stad zal zijn. In de lijn van de traditionele uitleg, die we ook heel sterk bij Calvijn aantreffen, stelt Douma weer dat ‘het niet gaat om het oude aardsche Jeruzalem, maar om de gemeente des Heeren, waarvan Jeruzalem benaming en type is’166
We kunnen wel met hem instemmen dat deze profetie niet het Jeruzalem in die tijd betreft. Terecht voert hij aan dat Nehemia het als zijn taak zag de muren van de stad te herbouwen. Maar dat wil niet zeggen dat het aardse Jeruzalem in de toekomst niet bedoeld zou zijn.
Bultema voert als kritiek tegen de vergeestelijkingsmethode aan, dat je wel kunt spreken van geestelijke mensen, maar niet van geestelijke beesten167, zoals hier gebeurt in vers 4.

Naar voren treden
Er is verschil van mening of het naar voren treden slaat op voor het eerst in het visioen optreden168 of op naar voren komen bij Zacharia vandaan. Ter versterking van de eerste gedachte voert men 4:1 en 5:5 aan169, en beroept men zich erop dat als de engel al naast Zacharia stond, hij zonder naar voren te treden deze persoon had kunnen aanspreken. Men gaat er dan vanuit dat de meetsnoerman vlak bij Zacharia stond, maar dat is niet helemaal zeker. Voor de uitdrukking ‘naar voren trad’ lezen anderen ‘mij verliet’

Engel--Jongeling
De begeleidingsengel komt dus naar voren en een andere engel komt hem tegemoet. Het is dan even de vraag wie van de twee de opdracht geeft om de jongeling aan te spreken. De NBG vertaling stelt dat dit de begeleidingsengel is. Met de jongeling, genoemd in vers 4, kan dan moeilijk Zacharia bedoeld zijn, maar de man met het meetsnoer. Anderen menen dat met de jongeman wel op Zacharia wordt geduid170, dan wordt echter niet duidelijk waarom de engel ‘heen moet snellen’ om dit bericht aan Zacharia te geven. We stellen ons het dan ook zo voor: de man met het meetsnoer heeft tijdens het volvoeren van zijn opdracht een kort onderhoud met Zacharia. De begeleidingsengel ontmoet de andere engel en geeft die opdracht om achter de man met het meetsnoer aan te gaan om hem nadere informatie te geven over de situatie van Jeruzalem. In feite wordt dan gezegd dat het meten van de stad geen zin heeft. Voor deze gedachte pleit, dat we van het meetresultaat verder niets vernemen.
Dit onderhoud vindt hoorbaar voor Zacharia plaats zodat hij deze troostrijke boodschap aan zijn volk kan doorgeven, want daar gaat het uiteindelijk om.

Het is echter niet ondenkbaar dat de engel die naar de begeleidingsengel toekomt deze de opdracht geeft om aan Zacharia de boodschap aangaande Jeruzalem door te geven. Als dit juist zou zijn, kunnen we zeggen dat Zacharia, net als destijds Jeremia171, nog jeugdig is. We houden het echter op de eerste uitleg.

Als een open plaats
Jeruzalem wordt dus niet ingeperkt door muren: de stad zal ich naar alle kanten uitbreiden172. Dit gebeurt vanwege de menigte van de inwoners en van het vee. Reeds aan Abraham werd beloofd dat zijn nageslacht talrijk zou zijn als de sterren aan de hemel en het zand van de zee. Hier wordt dit toegespitst op de bewoners van Jeruzalem.

Vurige muur
Een ommuurde stad geeft bescherming. We lezen dan ook dat bij vijandelijke acties de plattelandsbevolking haar heil zoekt binnen de muren van een stad in haar gebied173.
Een open stad zou onbeschermd zijn, maar het toekomstig Jeruzalem mist die bescherming niet, want zoals reeds gezegd dient de Heer God voor haar als een muur174, en wel een vurige muur, dat wil zeggen dat Hij de stad beveiligt voor vijandelijke aanvalleUit het feit dat God de stad moet beschermen volgt dat hier niet de eeuwige toestand van het godsvolk beschreven wordt, maar de situatie in de periode van het vrederijk ofwel het duizendjarig rijk.

Heerlijkheid van God
Naar buiten toe is er dus bescherming en naar binnen toe is er de glans van Gods heerlijkheid175. Dit toekomstbeeld is een troost voor het volk. Vergelijken we het heden met het verleden dan is er dikwijls beschaming, maar vergelijken we het met de toekomst dan is er vertroosting.